Bronzen hoofd.

Ik ben verzot op clichés. Zo was ik afgelopen week voor het eerst op wintersport, geen onderwerp minder onderhevig aan clichés dan wintersport. Samen met de andere onruststokers van windsurfvereniging SurfAce heb ik een kleine 1300 kilometer afgelegd om in het pittoreske Valmeinier te geraken. Tijdens de busreis bedenk ik dan, onervaren als ik ben, allerlei scenario’s van hoe het eraan toe zou gaan. Ik zie zongebruinde hoofden en veel te knappe ski-instructrices. Ik zie gebroken ledematen en melige skiërs met een heupflacon in de hand die na iedere afdaling harder gillen van plezier. Ik stel me bergen voor die zover het oog reikt worden verhuld door een stevige laag sneeuw en après-ski-hutten die uit hun voegen barsten van het feestgedruis.

De oogballen worden genadeloos gepijnigd door de verblindende reflectie van de zon op het wit

Toch kunnen dit soort fantasieën me nauwelijks voorbereiden op de realiteit. Zo is het, geheel contra-intuïtief, altijd warm in een wintersportgebied. Of je nu met zestig kilometer per uur op een snowboard de heuvel af raast, vanwege de ijle berglucht hijgend een ommetje maakt, of op je dooie gemak een biertje drinkt: je zweet je altijd te pletter.
Dan de oogballen. Ze worden genadeloos gepijnigd door de verblindende reflectie van zonneschijn op het omringende wit. Hier leert de onervaren wintersporter al gauw dat een zonnebril een essentieel survivaltool is. Ook kan niets je voorbereiden op de verkreupelende spierpijn die zich in ieder spiertje van het lijf nestelt. Of op de hoeveelheid blauwe plekken die een beginneling door vallen en opstaan ongewild verzamelt.
Wegens het ontbreken van ervaring met een snowboard en z’n bedieningsvoorschriften, heb ik me aangemeld voor een serie lessen. Mijn instructeur, een man van midden vijftig (al blijft het lastig schatten door dat bruingebronste hoofd) bleek de Engelse taal niet meester. Zijn instructie bleef beperkt tot enig handen- en voetenwerk, en wat loze kreten als group good progression. Een heuse tongbreker, dat dan wel weer.

Zonder zijn ski-uitrusting was mijn maître de ski een verstokte alcoholist

Na de lessen fantaseerde ik over hoe het leven van deze maître de ski eruit zou zien. Net zoals de docenten op de Hanze buiten het lesgeven om ook bestaansrecht hebben, moet deze man toch ook een leven leiden naast z’n beslommeringen in de wispelturige sneeuw. M’n hersenspinsels werden op slag weggevaagd toen ik de arme man zielsalleen aan de bar trof. Waar hij er overdag met reflecterende zonnebril en stoere instructeursjas nog imponerend uitzag, ontvouwde hier zich het beeld van een verstokte alcoholist. Het gebrek aan gezichtsbedekking maakte van hem een armoedige junk die na de lessen steevast de kroeg in duikt om er zijn bij elkaar gesprokkelde euro’s te verdrinken.
Het haar had zijn hoofd verlaten als ratten een zinkend schip, zijn ogen keken onvast in de verte en zijn gebit kenmerkte zich door de volstrekt asymmetrische rangschikking van de door de tandwolf aangevreten tanden. Het was een hoopvol beeld: ondanks zijn teloorgang en een chronische, verstikkende kegel gleed deze maître nog dagelijks verrassend wendbaar de pistes af.
Het resultaat van acht dagen boarden is een gekneusde rib, enkele bloeduitstortingen, en een hoofd vol ervaringen en verhalen. Maar bovenal een nieuw ontsproten liefde, wintersport.

Foto: Ludovic Péron