Guildhall Girl.

In Londen leefde Lies Braakman (25) twee jaar als in een muzikaal sprookje. Het leven in de Engelse hoofdstad is duur, maar dankzij een VSBbeurs en steun van het Prins Bernhard Cultuurfonds kon de pianiste de eindjes aan elkaar knopen. Effe bellen…

Welke muziek speelde je nou net?
‘Wat? Eerlijk gezegd, ik was aan het afwassen. Moet ook gebeuren. Het is geen vetpot, natuurlijk niet. Mijn vriend is jazz-drummer, die kan hier in Amsterdam redelijk vaak naar sessies waar hij kan laten zien wat hij kan, contact leggen en daar kan dus wat uit voortvloeien. Dat ligt een tikje anders voor een klassiek musicus. Aan een uitvoering gaan dagen, weken, studeren vooraf. Ik ben helaas geen freak of nature die direct van blad kan spelen. Maar daar zijn er ook erg weinig van, hoor.’

Hoe laat je de kachel branden?
‘Ik heb inmiddels zes leerlingen, dat is hartstikke leuk. Het is zo’n beetje de basis voor alle musici. Je moet er wat naast doen. En er is genoeg werk, want de ene na de andere muziekschool wordt gesloten. Dat is schandalig en heel, heel treurig. De overheid ontneemt hierdoor echt kinderen de kans om in contact te komen met klassieke muziek. Ik ging op mijn zesde naar de muziekschool, gewoon in Coevorden. Na de eerste les zei ik dat ik nooit iets anders wilde doen dan pianospelen.’

Da’s aardig gelukt.
‘Het mooie is dat ik binnenkort weer in Coevorden ben voor een optreden. De Culturele Commissie Coevorden heeft me carte blanche gegeven om een programma in elkaar te zetten. Van het weekend was ik nog in Londen voor de repetities.’

Met vrienden van Guildhall, I presume.
‘Het heeft wel wat tijd gekost voordat ik mezelf als Guildhall-student zag. Ik liep lang rond met het idee dat ik daar een soort vergissing was, dat ze er op een gegeven moment achter zouden komen dat ik er niet thuishoorde. Die andere studenten waren zó goed. Hoe dan ook denk je na vier jaar Prins Claus dat je wel wat kunt, maar dan zit je dus ineens tussen tientallen mensen die veel beter zijn en misschien nóg wel harder werken dan jij.’

Hallo, jij zat daar toch ook niet voor de kat z’n viool?
‘Daar heb jij weer gelijk in. De toelating is heavy. Je moet een uur muziek instuderen. Nou, daar zit je dan. Je hebt twintig minuten om te laten zien wat je kunt. Bij het eerste de beste stuk vloog ik eruit. Een complete black-out. Dit gaat ’m niet worden, dacht ik, weg droom. Maar toen gebeurde iets wonderlijks, er daalde een gevoel van bevrijding op me neer. Ik moest een étude spelen. Ja, hoor, net die étude die ik maar niet onder de knie had kunnen krijgen. Maar op de één of andere manier ging-ie toen opeens geweldig. Pieken op het juiste moment, noem je dat. Afijn, ik werd toegelaten, maar dat nam de twijfel niet weg.’

Waarom niet?
‘De peer-pressure is enorm. Je wilt niet onderdoen voor je klasgenoten. Je wilt niet afgaan, je wilt je docent niet teleurstellen, je wilt de mogelijkheden die je krijgt niet onbenut laten. Dat je die mogelijkheden kríjgt, is al bijzonder. En dan ook nog de ambiance. Guildhall maakt deel uit van het Barbican Centre, de thuisbasis van The London Symphony Orchestra, zomaar om de hoek. Het aanbod van klassieke muziek is enorm, iedere avonden meerdere concerten en voorstellingen.’

Je kwam dus The Barbican niet uit?
‘Ik woonde er niet. Geerte en ik deelden een appartement in Walthamstow, veertig minuten van deur tot deur. Zone 3, dus nog enigszins betaalbaar, voor Londense begrippen. Kortom, het was dus niet één en al muziek. Er zat trouwens een erg leuke pub bij ons in de buurt. Weet je wat gek is? Die toeristische dingen doe je eigenlijk alleen als er iemand op bezoek is. Nou, daar had ik ook geen gebrek aan.’

Maar je meest bijzondere ervaring was vast wél muzikaal.
As a matter of fact, nee. We keken met de Guildhall Dutch, de Nederlandse studenten, in een pub naar de voetbalwedstrijd Nederland-Spanje. Het WK, je kent dat wel, oranje petten en sjaaltjes. Een wonderwedstrijd, 5-1 voor Nederland. Toen we naar huis gingen overal de duimen omhoog en kreten van bewondering. We liepen daar rond als de koninginnen van Londen.’

Naast de fraaie titel Master of Music, wat leverde die twee jaar Londen nog meer op?
‘Franse muziek van rond 1900 was al míjn muziek, anders ga je niet bij Paul Roberts studeren. Fauré, Debussy, Ravel. De liefde voor die muziek heeft meer diepte gekregen, onder meer doordat ik de invloed van Liszt op die muziek heb proberen te doorgronden.’

Dus je weet nu alles over die muziek?
‘Nou… het gekke is dat hoe meer je leert, hoe meer je je realiseert dat je nog veel te leren hebt. Maar ik ben vreselijk blij dat ik dit heb kunnen doen. En dat zou veel moeizamer zijn geweest zonder de financiële steun van het VSBfonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds. Maar nog meer dank ik de, helaas voormalige, muziekschool van Coevorden.’

Foto: Rah Petherbridge