Het studentenleven.

Nog maar een nachtje slapen voordat de overheid me weer blij maakt met geld dat ik heb verdiend puur en alleen met studentje spelen. Spelen, want ik voel me eigenlijk helemaal geen student. Mijn leven is pas achteraf in blokjes op te delen, zoals ze dat bij geschiedenis doen op de middelbare. De mensen die in de klassieke oudheid leefden, waren zich er helemaal niet van bewust dat ze in de klassiek oudheid leefden.
Voor nu doe ik gewoon alsof ik al weet hoe dit blokje van mijn leven er later uit zal zien. Zoals dat bij je geschiedenisdocent dan ongeveer de tijd van monniken & ridders zou zijn, of iets dergelijks.

Dat nostalgische gevoel van iemand die vol verve praat over zijn studentenleven lijkt bij lange na niet op wat ik doe

’t Voelt na twee jaar nog niet alsof ik écht student ben. Ik woon op mezelf, kies m’n eigen avondeten, plan m’n eigen dag in, maar dat nostalgische gevoel van een vriend of familielid die vol verve praat over zijn studentenleven lijkt bij lange na niet op wat ik doe. Misschien komt het omdat ik weet dat ik aan het einde van m’n studie met een enorme schuld zal zitten, maar het zou ook kunnen dat ik simpelweg niet zo ben.
Daar zou ik vrede mee hebben als ik zou weten dat mijn blokje over tig jaar gevuld zou zijn met belangwekkende gebeurtenissen. Maar dat weet ik dus niet. Het voelt nu alsof ik heel hard bezig ben dat blokje een bepaalde titel te geven met bijbehorende inhoud en daardoor vergeet dat de inhoud vanzelf komt. Gespeeld, vervreemd van werkelijkheid. Wellicht dat ik morgen wakker word en ik me m’n eigen woorden realiseer.
Waarschijnlijk niet.
Tot die tijd wil ik genieten en zo veel mogelijk dingen proberen te doen. De ervaringen creëren zichzelf wel. Daar heb ik (helaas) geen invloed op. En dan is het nu toch al best wel fijn dat ik later tegen m’n kinderen kan zeggen dat iedere 24-ste van de maand een groot feest was.