Middagmens.

Van alle mensen die je zullen teleurstellen, ben je zelf waarschijnlijk degene die dat het vaakst doet. Met deze stralende gedachte staar ik om vijf over elf naar mijn telefoon. Het oorspronkelijke plan was om negen uur in de UB te zitten. Maar met een hoop zelfmedelijden en een gedeukt ego lig ik nog in de lakenstraat.
Blijkbaar is er toch iets misgegaan. De boeken lagen klaar, de fietsbanden waren opgepompt en de wekker liep op tijd af. Ik kan me zelfs het moment herinneren waarop ik dit wonderlijke apparaat in m’n hand had. Het vertelde me niet alleen dat het kwart voor acht was, maar ook dat de temperatuur buitenshuis drie graden onder nul bedroeg.

Onder het licht van de lantarenpaal zag ik een oude, ineengedoken man lopen, naast hem een hondje

Ik weet ook nog dat er verschillende opties door mijn hoofd vlogen. Ik moest een beslissing nemen die mijn dagproductie zou beïnvloeden. En ik wist ook nog wat ik zou moeten doen. Kraakhelder was het, ik moest opstaan.
Maar ik deed het niet. Met een wrange grijns legde ik m’n mobiel naast m’n bed, trok de dekens nog wat verder omhoog en keek tussen de gordijnen door naar buiten. Onder het licht van de lantarenpaal zag ik een oude, ineengedoken man lopen. Naast hem een hondje. De keuze om nog even de ogen te sluiten, leek ineens een stuk beter. Nog even slapen. Nog even niet naar buiten. Nog even niet studeren voor het tentamen.
Vijf minuten later herinnerde de wekker me aan m’n falen, ik had hem niet uitgezet, maar op snooze. Nog moeër dan eerst en met één oog open zocht ik het mobieltje. De tonen uit de hel gingen onvermoeibaar over en met veel pijn en moeite wist ik het alarm uit te zetten. Nu was ik helemaal overtuigd. Nog even slapen.
Achteraf gezien, had ik er die tweede keer gewoon uit moeten gaan.

Ik was nooit een avondmens, maar nu dus ook geen ochtendmens meer, wie ben ik dan?

Ik kreeg een herkansing, maar de verleidingen van het bed waren te groot. Sinds dit jaar merk ik dat ik beduidend minder goed functioneer in de vroege, donkere uren. Vroeg opstaan was vroeger geen probleem. Tegenwoordig sidder ik bij de gedachte aan opstaan in het donker. Over het algemeen zou dit hele voorval niet zo’n probleem moeten zijn, maar in de tentamenperiode is het redelijk tergend. Ik ben duidelijk geen ochtendmens meer, aan de andere kant: ik ben ook absoluut geen avondmens. Misschien ben ik wel een middagmens. De middagmens, een over het hoofd geziene groep in de discussie tussen ochtend- en avondmens. Dit zou echter wel betekenen dat ik altijd te weinig tijd heb op een dag om te studeren voor tentamens. Nee, de enige oplossing die er is, is om ’s ochtends vroeg door de zure appel heen te bijten en de duisternis te trotseren.
Voortaan sta ik gewoon vroeg op. Nou ja, morgen dan.