Wie altijd gromt, heeft een hondenleven

Leven met een depressie is een enorme opgave. Hanze-student Cas Mooij weet er alles van. Vorige maand deelde hij zijn verhaal met ons, nu interviewt hij Nadine, die lijdt aan een zware depressie. ‘Ik had geen lichamelijke sensaties bij vrolijkheid of verdriet. Daarnaast wist ik wel dat ik met bepaalde trauma’s rondliep die ik heb weggestopt.’

Nadine was zestien toen ze via Jeugdzorg bij het Leger des Heils op de crisisopvang terechtkwam. Dat was toen. Inmiddels heeft ze haar school afgemaakt en op de Hanze haar propedeuse afgerond. Ze is verhuisd naar Utrecht, waar ze aan de uni studeert. Ze heeft het verhaal inmiddels zo vaak verteld, aan vrienden of psychologen, dat het voor haar een opsomming is geworden. Toch merk ik aan haar dat het analytische, rationele karakter dat ze laat zien ook een verdedigingsmechanisme is tegen pijn en verdriet.

20170302_125436

‘Ik vind het een deprimerende gedachte dat ik weet dat ik nog zoveel stappen moet zetten’, zegt Nadine tegen het eind van het interview. ‘Wanneer kan ik nou gewoon eens léven, wanneer ben ik er vanaf?’
Ze vraagt het na ons gesprek over de erfenis van haar verleden. Het is een meervoudige erfenis, waar mishandeling, vernedering en gebrek aan steun hoofdrollen spelen.
Anderhalf jaar geleden heeft ze voor het eerst serieuze therapie gevolgd, omdat ze steeds meer merkte dat alles ‘in haar hoofd’ zat.
‘Ik had geen lichamelijke sensaties bij vrolijkheid of verdriet. Daarnaast wist ik wel dat ik met bepaalde trauma’s rondliep die ik heb weggestopt. Toen ik bij het Leger des Heils woonde, moest ik vaak wel drie of vier keer op een dag huilen, maar ik had geen idee waarom. Mijn geest en gevoel stonden zo ver uit elkaar dat ik geen verbanden kon leggen. Nu we erover zitten te praten, merk ik dat ik je vraag alweer vergeten ben en dat ik het antwoord dat ik wil geven óók vergeten ben. Er is een mechanisme in mij dat mijn gedachten continu wegstuurt van de herinneringen die naar boven komen als ik probeer na te denken.’

Als ik al een breekpunt heb gehad, dan was het toen ik in therapie ging

Dit mechanisme lijkt vooral op te komen als Nadine zich probeert te verdiepen in welke invloed haar geschiedenis op haar heeft. Over feitelijke gebeurtenissen kan ze genoeg vertellen: ‘Als ik al een breekpunt heb gehad, dan was het toen ik in therapie ging. Ik hield een dagboek bij waarin ik heel fanatiek begon met opschrijven van gedachten en gevoelens. Na vijf minuten raakte ik zo in paniek dat ik begon te hyperventileren. Het was midden in de nacht en niemand nam de telefoon op. Uiteindelijk belde ik de moeder van een ex-vriendje. Zij slaagde erin me te kalmeren.’

Is het niet vreemd om de moeder van je ex op te bellen midden in de nacht?
‘Nee, niet zo. Ik heb nog altijd een goede band met ze. Juist omdat ik met hen praatte over wat er thuis gebeurde, kwam ik erachter dat de strijd die ik met mijn ouders voerde, geen normale puberstrijd was. Daardoor begon het te dagen dat wat zij deden echt fucked up was. Hoe ze m’n zus en mij vernederden. Ons aanpraatten dat we slechte kinderen waren. Of de keer dat mijn moeder me tegen de grond duwde en met een borstel keihard aan mijn haren trok, omdat ik te laat was voor school. Ik ben huilend naar school gefietst en heb het tegen de meester verteld. ’s Middags kwam ik thuis en mijn moeder was helemaal van de rel, niet omdat ze berouw had, maar omdat iemand op de hoogte was van wat ze had gedaan. Op dat moment voelde ik me schuldig dat ik het had verteld. Dat is één van de vele voorbeelden.’

Zijn dat soort herinneringen ook de dingen waarvan je in paniek raakte?
‘Op dat moment kwam er vooral heel veel zelfkritiek. Over hoe dom ik mijn zinnen formuleerde of hoe lelijk mijn handschrift was. Maar ook dat ik het slecht van mezelf vond dat ik geen eetlust meer had. Of dat ik veertien uur per nacht sliep en dan alsnog doodmoe wakker werd. Maar misschien dat het een sneeuwbaleffect in werking zette met andere negatieve gedachten.’

20170302_125132

Had dat lange slapen ook met de therapie te maken?
‘Nou, ik had geen idee van hoe angstaanjagend mijn weggestopte emoties waren. Door die angsten werd ik ook bang om m’n vrienden te verliezen, omdat ik dacht dat ze mij niet leuk zouden vinden. Ik werd ook bang om plots van mijn fiets getrokken te worden of in elkaar geslagen. Ik herinner me wel dat ik over straat fietste en besefte dat er nog maar één ding nodig was om me helemaal in te laten storten. Continu stress en angst, dat zuigt je leeg. Aan de andere kant studeerde ik ook en wilde ik m’n propedeuse halen om naar de universiteit te kunnen. Naast de studie werkte ik twee dagen in de week om rond te komen. Mijn ouders willen alleen financieel bijspringen op voorwaarde dat ik weer contact met hen heb, maar dat wil ik niet. Ooit hadden ze een spaarrekening voor m’n studie, maar nadat ik uit huis ben geplaatst, hebben ze van dat geld een nieuwe auto gekocht. Ze vonden dat ik er geen recht meer op had. En dat is zo klote, ik heb dit allemaal al, en daarnaast heb ik telkens financiële problemen. Nu nog steeds.
‘Na twee maanden therapie kreeg ik de diagnose ‘zware depressie’. Ik oordeelde over alles negatief, vooral over mezelf. En de psycholoog maakte het eigenlijk alleen maar erger door al die moeilijke vragen die ze stelde. Uiteindelijk heb ik de therapie stopgezet. Ik wilde proberen om me eerst uit mezelf weer wat beter te voelen.’

Ik zou onderhand wel kunnen denken dat het leven heel kut is en dat mensen alleen maar kut zijn, maar zo denk ik niet

Maar zijn er dan alleen negatieve gedachten, of ook dingen waar ze trots op is? Die vraag vind ze lastig om te beantwoorden. Door niet over ‘ik’ te praten maar over ‘Nadine’ wordt het wat makkelijker.
‘Waar ik wel respect voor heb, is haar doorzettingsvermogen.’ Ze vervolgt met milde zelfspot: ‘Dat zou ik haar niet zomaar nadoen. Vier jaar keihard doorwerken om toch wat te bereiken, zonder verdere beloningen. Ik kan niet op vakantie, want daar heb ik het geld niet voor. Ik heb nooit echt vrij. Ik vind het ook wel knap dat ik niet verbitterd ben geraakt. Ik zou onderhand wel kunnen denken dat het leven heel kut is en dat mensen alleen maar kut zijn, maar zo denk ik niet. Ik ontmoet altijd weer leuke mensen, en ik kan goed de positieve kanten van anderen zien. Zelfs tegenover mijn ouders kan ik soms wel denken: ach, ze kunnen gewoon niet beter. En het was misschien heel slecht, maar als je niet meer in je hebt zitten, dan is het maar zo.’

Ben je evengoed dankbaar voor je leven?
‘Evolutionair gezien zijn we niet gemaakt om ontevreden met onszelf te zijn, want we hebben een overlevingsinstinct.’

Maar je ziet dat toch een miljoen Nederlanders antidepressiva slikt?
‘Dat is zeker waar. Ikzelf heb ook bij die groep gehoord. Wat dat betreft heb ik ook wel pech gehad, want toen het net beter begon te gaan, is de psychiater een keer vergeten een herhaalrecept uit te schrijven, waardoor de medicatie weer uitwerkte. Superklote. Of ik dankbaar ben? Ik waardeer mezelf wel. Denk ik. Ik vind dit heel moeilijk. Ik heb geen idee eigenlijk. Dit zijn dingen die ik expres buiten beschouwing probeer te laten.’

Mijn stemming hangt heel erg af van mijn schoolprestaties. Ik heb net een cijfer terug waar ik teleurgesteld over ben

Om terug te komen op ‘je beter voelen’, ik zie dat het nu weer beter met je gaat dan een jaar geleden.
‘Ja, ik denk dat ik me sinds een maand wel weer beter voel, maar dat valt ook te nuanceren. Mijn stemming hangt heel erg af van mijn schoolprestaties. Ik heb net een cijfer terug waar ik teleurgesteld over ben.’

Dat klinkt nog steeds erg beoordelend?
‘Dat is het ook. En wanneer anderen zoiets hebben, dan ben ik één en al steun. Terwijl ik bij mezelf alleen maar kan denken: ik had eerder moeten beginnen, beter moeten leren, meer moeten uitrusten, noem maar op. Ik ben ook bang dat er niets van me terecht komt als ik niet streng voor mezelf ben. Ik ben best lui.’

Iedereen is toch wel eens lui?
‘Ook dat is waar, plus, eigenlijk doe ik heel veel in een week. Ik ben alweer aan het oordelen over mezelf.’

Word je daar niet doodmoe van?
‘Het gaat wel beter. Ik begrijp tegenwoordig wel dat ik focus op negativiteit. Ik ben wel zover dat ik tegen mezelf kan zeggen: “waarom zo negatief? Dat is nergens voor nodig”. Daarnaast ben ik ook meer gaan genieten van de kleine dingetjes. Zoals schommelen, of bloemen plukken voor een huisgenoot, op de meeste dagen voel ik me wel goed. Dat zijn dan de positieve dingen.’

Ik vind het oneerlijk dat ik zoveel moeite heb met mezelf. Daar kan ik heel boos en verdrietig van worden

Dat is toch al een hele stap?
‘Dat is ook zo. Maar ik vind het oneerlijk dat ik zoveel moeite heb met mezelf. Daar kan ik heel boos en verdrietig van worden. Dan denk ik: wanneer is het nou eens klaar?’

Maar je werkt toch hard aan je herstel, via die therapie bijvoorbeeld.
‘Oké, maar dat is niet echt gelukt.’ (Ze steekt bezwerend haar vinger en glimlacht.) ‘Zie je!? Veroordelend!’

Nadine heeft gelukkig zelfspot en relativeringsvermogen. Daarbij merk ik aan alles dat ze iets wil met haar leven. En daarin verborgen zit toch een gevoel van eigenwaarde. Ze moet nog flinke stappen zetten, vind ze zelf. Maar ze heeft ook al grote vooruitgang geboekt, vind ik. Het is bijzonder hoe zo’n jong meisje toch de draad weer oppakt, inmiddels aan de universiteit studeert, en dat allemaal met minimale hulpbronnen. Aan de andere kant maak ik me nog weleens zorgen, of ze kan beginnen aan haar herstel voordat ze nogmaals instort. Voor nu echter, heb ik er wel vertrouwen in dat ze het redt.

(Als je altijd gromt, heb je een hondenleven is een Utrechts spreekwoord dat betekent dat mopperen niet gelukkig maakt).