Bommen Berend.

In de laatste week van de vakantie besloten vier vrienden en ik om naar Münster te gaan. Het briljante idee was om de auto te laten staan, het openbaar vervoer links te laten liggen en de racefiets te pakken. De afstand bedroeg grofweg 130 kilometer, dat was makkelijk in één dag te doen.
Helaas dacht mijn lichaam er anders over. Na vijftig kilometer begon het aan te geven dat het me al dat luieren en bier drinken in de vakantie niet in dank afnam. De stekende pijn die boven in mijn benen begon, verspreidde zich langzaam naar onderen. Nog eens vijftien kilometer verder was het onderste gedeelte van m’n lichaam meer dood dan levend. Ik vroeg me hardop af waarom ik deze reis in godsnaam had ondernomen. Ook ging ik bij mezelf te rade: hoe heb ik vorig jaar in één dag naar Dortmund kunnen fietsen? De reis daarnaartoe was namelijk 203 kilometer. Al snel wees een vriend me op het slikken van Ibuprofen, een pijnstiller die uitstekend als doping functioneert. Wonder boven wonder wisten we Münster te bereiken. Na een korte fietstocht door de stad kwamen we aan in de, naar toen bleek, blanke enclave waar we enige dagen zouden resideren.

In het Rampjaar 1672 leerden we de Münstenaren kennen als een stelletje vieze ratten

De dag na aankomst verkenden we de stad. Münster, de stad in Noordrijn-Westfalen met een ongekend, mooi, oud centrum. Münster, de stad met één van de oudste universiteiten van Duitsland: veel studenten en een leuk uitgaansleven. Münster, de stad die eens ons geweldige Groningen belegerde.
Lang, lang geleden in het voor de Nederlanden desastreuze jaar 1672 leerden Groningen de Münstenaren kennen als een stelletje vieze ratten. Zoals Duitsers wel vaker de neiging hebben gehad, dacht de bisschop van Münster Bernhard von Galen dat hij aanspraak kon maken op de stad Groningen. Het leger van het Duitse bisdom rukte op en na een hevige strijd waarin Groningen meerdere dagen werd beschoten met kanonnen, vertrok de bisschop op 28 augustus met de staart tussen z’n benen terug naar z’n Sauerkraut-hol.
Toen ik door Münster liep, voelde de stad gek genoeg niet veel anders aan dan Groningen. Er was een redelijk aantal fietsers, veel kroegen en veel studenten. Aan het eind van de middag eindigden we in een kroeg die zonder enige moeite succesvol zou zijn in Groningen. Filosoferend onder het genot van een aantal Ratshernn-pilsjes vroeg ik mij af waarom onze beste Bommen Berend per se Groningen moest hebben. Al vrij snel kwam ik tot de conclusie, de enige conclusie die mogelijk was, natuurlijk: er gaat niets boven Groningen. En… Duitsers blijven Duitsers. Dass ist ja reinen Wein einschenken!