Dag, Sinterklaas

arondejongHet fenomeen sinterklaas werd voor mij al vroeg verpest. Mijn vader achtte het leuk om de vraag van zijn vierjarige zoon, ‘Bestaat Sinterklaas echt?’, te beantwoorden met een nors: ‘Nee, net zomin als leuke schoonmoeders.’ Ook mochten mijn broertje en ik nooit zingen bij het schoentje zetten omdat we lelijk zouden zingen.
Latere navraag leerde dat mijn vader een lange geschiedenis had van het ruïneren van jeugddromen. In een grijs verleden had hij ooit eens zijn schoonmoeder beloofd om op een feest Sinterklaas te spelen. Naderhand kreeg hij spijt van zijn beslissing, maar er was geen weg terug. Zichtbaar geïrriteerd liep hij in een volledig sinterklaaskostuum over straat. De plaatselijke buurtkinderen kregen mijn vader al snel in het oog. Ze wezen hysterisch naar hem en schreeuwden luidkeels ‘SINTERKLÁHÁÁS!’ Niet langer in staat zich te beheersen, reageerde mijn vader met het inmiddels legendarische: ‘Donder op, kutkind!’ Ik vraag me nog steeds af wat er van die kinderen is terecht gekomen. Nu moeten jullie niet het verkeerde beeld van mijn vader krijgen. Het is een alleraardigste man.
Het sinterklaasfeest was voor mij iets wat zich vooral bij mijn ouders afspeelde. De enige ervaring die ik met Sinterklaas in Groningen heb, was die keer dat ik Sinterklaas tijdens het stappen tegenkwam in de Negende Cirkel. De goedheiligman had blijkbaar genoeg van het gezelschap van zijn Zwarte Pieten en besloot in zijn eentje de stad in te gaan. De sint genoot veel aandacht en met name van het vrouwelijke geslacht. Zo’n baard en staf maken natuurlijk ook duidelijk dat je met een harde baas te maken hebt. Hij ging los op hits als Zie ginds komt de stoomboot, Sinterklaas kapoentje en Daar wordt aan de deur geklopt. Toen De zak van Sinterklaas op werd gezet, besloot ik, net als de meeste aanwezigen, dat het tijd was om te gaan. Of ze ook nog Hij komt, hij komt hebben gedraaid, wil ik niet weten.
Op weg naar huis kwam ik Sinterklaas nogmaals tegen. Hij stond aan het begin van de Peperstraat en het was duidelijk dat de sint wat te diep in het had glaasje gekeken. Dit kwam waarschijnlijk door het feit dat de meeste mensen wel een biertje over hadden voor de sint. Een bedankje voor al het kinderplezier dat hij ons heeft gegeven. Sinterklaas hield zich met beide handen vast aan zijn staf. Zijn baard zat scheef en zijn mijter was nergens te bekennen. De sint schreeuwde iets als ‘Waar is mijn paard als je hem nodig hebt?’ en dat we in Groningen allemaal brave kinderen waren geweest. Ik keek Sinterklaas aan en hij keek op van de grond. ‘Ben je wel braaf geweest, jongen?’, vroeg hij.
Ik knikte en zei: ‘Dag, Sinterklaasje.’