Skip to content

De droomvlucht van André Kuipers


Om kwart voor acht is de laatste van de 650 stoelen in de Aletta Jacobshal bezet. In het middenpad zit een schoolklas van het Zernikecollege. Kinderen van een jaar of acht stormen voor een handtekening en een foto naar André Kuipers die op 8 april Groningen aandoet. De astronaut blijft lachen.
Het verhaal van André Kuipers begon als een droom en eindigde als een droom: zes maanden (van 21 december 2011 tot 1 juli 2012) verbleef hij in de ruimte. Waarom? heeft ruimtevaart wel nut? Volgens Kuipers is ruimtevaart doodgewoon wat we altijd doen: onze exploratiedrang volgen. ‘De mens gaat naar plekken waar we niet thuishoren: onder water, de lucht in, naar de Zuidpool, de Mount Everest. Soms om de macht, soms uit geldzucht, vanwege religie of voor de wetenschap. Na de dromers en de denkers komen de technici die het mogelijk maken. En dan komen de durfals die gaan!
Andrés moeder zette hem als klein kind in een raketje in de draaimolen, hij kreeg een science-fictionboek van zijn oma, hij zag de eerste spaceshuttle en dacht: dat wil ik ook! Vanwege de spanning, maar ook om de schoonheid van de aarde te ervaren en wetenschappelijk onderzoek te doen. Spannend, mooi en nuttig! Daarom vertelt hij er graag over, met foto’s en filmpjes.
Kuipers is min of meer per ongeluk Europees recordhouder: door technische problemen met de Sojoez-capsule van de volgende ploeg, werd zijn terugkeer uitgesteld, daardoor verbleef Kuipers 193 dagen aaneengesloten in de ruimte.
De cijfers van z’n vlucht doen duizelen. Op vierhonderd kilometer hoogte vloog hij in het internationale ruimtestation ISS om de aarde met een snelheid van 28-duizend kilometer per uur. Van Nederland naar Denemarken in een wip, in anderhalf uur om de aarde. ‘Door de draaiing van de aarde zie je die steeds een beetje anders.’
Aan de reis ging een enorme voorbereiding vooraf, die zich over de hele wereld afspeelde. In Canada leerde Kuipers werken met de robotarm, in Houston kreeg hij onderwatertraining, in Japan bereidde hij experimenten voor. Een jaar van trainingen, examens doen, Russisch leren, in simulatoren oefenen. Een gipsafsdruk van jezelf maken voor de ruimtestoel waarin je komt te zitten, een ruimtepak proberen, een soort rubberzak. Dan testen in een onderdrukkamer in een drukpak. Met de groep van drie astronauten medische handelingen verrichten, zoals bloed afnemen, je gewicht meten, reanimeren. Dat gaat in de ruimte allemaal anders!
En dan nadert de reis. Eindexamen doen. Want ja, Kuipers had kunnen zakken en dan was het feest niet doorgegaan. Kuipers legde bloemen bij de astronautenmuur in Moskou. Daarna ging hij naar Kazachstan, waar de Sojoez-lanceringen plaatsvinden. Weken in quarantaine in een hotel, de capsule bezoeken. Op de laatste dag met de bus naar het platform.
Yuri Gagarin plaste in 1961 voor vertrek nog even tegen het wiel van de bus. Sindsdien doen alle astronauten dat voor ze vertrekken. Dan de capsule in en uren wachten. ‘De lancering is spectaculair voor toeschouwers, maar wij zaten als haringen in een ton. Het lijkt of je in een centrifuge zit. In negen minuten ben je op 250 kilometer hoogte. Dan trekt de zwaartekracht nog. Je gaat met een boogje verder omhoog, acht kilometer per seconde, tot vierhonderd kilometer boven de aarde. Daar koppel je de capsule aan het ruimtestation. Dat is even wennen. Je zweeft naar binnen. Niet te veel bewegen, jezelf goed vasthouden.’
Kuipers beschrijft gedetailleerd hoe het leven in een ruimtecapsule is. ‘Als je werkt met een elektrische schroevendraaier ga jij draaien in plaats van de schroef. Je moet je steeds vasthouden. Overal zit klittenband en de muur zit vol beugels.’ Hij toont een foto van een filter dat alles aanzuigt dat los zit. Niets valt op de vloer. De vloer? Nou, die ervaar je niet als zodanig.
Jezelf wassen is een avontuur. Het water zweeft voor je gezicht. Plassen gaat met een soort stofzuiger. Als je slaapt, zweef je weg. Er is geen onder en boven, je voelt geen drukpunten.’
Eén van Kuipers taken was het terugwinnen van water, zelfs uit urine. Noodzakelijk, want een liter water aan boord brengen kost tweeduizend euro. Elke dag verplicht twee uur sporten. ‘Je verliest spiermassa.’ De loopband zit op de muur (maar dat maakt niks uit). Een andere taak is de onbemande ruimteschepen met voedsel, kleding en kindertekeningen opvangen.
Kuipers laat zijn foto’s zien. De Nijl, woestijnen, kraters van vulkanen, de lichtjes van steden. ‘In Zeeland gaan ze vroeg naar bed.’ Zestien keer per dag raasde Kuipers om de aarde. ‘Als ik in de uitkijkkoepel zat, zag ik heel Europa soms in één oogopslag.’
Toen hij op 1 juli 2012 terugkeerde op aarde, het spannendste moment, had hij geen eelt meer onder z’n voeten. Wel er bovenop. ‘Van het klemmen onder de beugels.’ Aan een parachute klapte de capsule op de grond, nog altijd met een snelheid van twintig kilometer per uur. ‘Een kleine botsing. Je wordt als een zak aardappelen uit de capsule gehaald en je kunt niet staan. Het herstel neemt wel een half jaar. Je spieren moeten weer groeien, je moet weer aan alles wennen.’
Overweldigend is het besef dat de mens slechts een onderdeel is van het zonnestelsel. ‘Je ziet dat de aarde maar een beperkt oppervlak heeft, waarvan veel niet bruikbaar is om voedsel te produceren. Er zijn veel zeeën, veel bergen, veel woestijnen. Je ziet de erosie, de luchtvervuiling. En je weet dat er elke dag honderdduizend mensen bij komen. We moeten een evenwicht vinden met de natuur.’
Na een enorm applaus zet Kuipers zich achter een tafeltje. Al snel staan er drommen mensen klaar om een handtekening te krijgen of op de foto te gaan. De boeken vliegen met een snelheid van tientallen per minuut over de toonbank van het boekenkraampje.