De sleutel tot sukkel.

Terwijl een aangename voorjaarszon zijn laatste zonnestralen de straat inwerpt, zie ik niks anders dan donkere wolken. Tegen beter weten in check ik als een bezetene mijn zakken. Ik vind oordopjes, bonnetjes van drie maanden oud en enkele centen kleingeld. Datgene wat ik nodig heb, schittert door afwezigheid. Ik kijk omhoog en zie op drie hoog mijn raam openstaan. Daar, enkele meters van me vandaan, liggen ze.

De donkergroene voordeur is een helse barrière tussen mij en m’n broodnodige studieboeken

Het moest er een keer van komen. Het is zelfs een wonder dat het me niet al eerder is gebeurd. Maar met verschillende deadlines en te weinig tijd komt het wel op een wel heel erg ongelegen moment. De donkergroene voordeur is een helse barrière tussen mij en m’n broodnodige studieboeken. Ik klop en bons, maar krijg niks te horen. Als een roepende in de woestijn schreeuw ik de namen van mijn huisgenoten, maar een reactie blijft uit. Het is vrijdagavond, ze zijn allebei naar hun ouderlijk huis vertrokken. Ik sta eenzaam, alleen en verlaten voor mijn eigen huis.

Vaag herinner ik me dat ik zijn reservesleutel al eens heb gebruikt

Snel besluit ik een vriend die in het bezit van een reservesleutel is te bellen. Wanneer m’n vingers door de contactlijst bladeren, bekruipt me een paniekerig gevoel. Een vage herinnering zegt me dat ik zijn reservesleutel al eens heb gebruikt. Enkele seconden later wordt mijn angst bevestigd. ‘Hier is geen sleutel, man,’ meldt hij droogjes. Onthutst hang ik op en zoek mijn heil bij de buurman. Wonder boven wonder is hij thuis en mag ik proberen om via hun balkon naar dat van mij te klimmen.

Met gebogen hoofd klim ik terug naar het balkon van de buurman

Na een staaltje klimwerk dat niet zou hebben misstaan in het Chinese Staatscircus weet ik m’n balkon te bereiken. Wanneer ik mijn hand op de deurklink leg, voel ik mijn hart in mijn keel bonzen. De dood of de gladiolen. Pompen of verzuipen. Ik druk naar beneden en een deprimerende klik bereikt mijn oren. De deur zit op slot en des te vaker ik de klink naar beneden duw, des te meer het klikje op een treiterlach lijkt. De moed zakt me in mijn schoenen en er resteert mij slechts één ding: Op en neer naar thuisthuis om de laatste reservesleutel op te halen. Met gebogen hoofd klim ik terug naar het balkon van de buurman. Zijn dochtertje staat er inmiddels ook. ‘Je sleutel vergeten is dan ook niet erg slim’, weet ze me te vertellen. Een achtjarig kind leest me de les. Inderdaad, donkere wolken.