Een heel mooie voorjaarsblues.

Wanneer ik me uit bed wurm, hangt de mist wat loom tussen de huizen. Opstaan blijft moeilijk, eerder wakker worden scheelt al een hoop. Ik drink wat, ik ontbijt, ik doe m’n hardlooprondje. In de zon wandel ik in vijftien minuten naar Minerva. Daar volg ik de lessen, praat ik met mijn klasgenoten, en drink ik m’n flesje water leeg. Mijn geografische leefruimte is nogal beperkt. Ik scharrel rond op een heel klein stukje aarde.
Gedurende de dag heb ik contact met mijn zusje die voor een paar maanden in Duitsland zit. Dat voelt ver, want het is een ander land. Maar ik kan haar zien, horen en spreken. Die kilometers maken dus niet zo veel uit. En zo is het ook met de rest van de wereld. Geografisch is mijn wereld klein, maar gevoelsmatig wordt-ie steeds groter. En ik voel me steeds meer betrokken. Ik kijk rond op twitter. Een foto uit Syrië van een man, zijn hand wordt afgehakt met een hakmes. Voetballende soldaten op de Krim. Obama op een kleuterklas-tapijt, inclusief grote letters met gezichtjes, hij waarschuwt Poetin ‘nog één keer’. De wereld is niet bepaald rooskleurig. Ik merk dat ik last heb van Weltschmerz.
Anno 2014 leg je de oorzaken niet meer buiten jezelf, dus ik kan beter zeggen: ik weet niet wat ik met deze informatie moet. Het maakt me kwaad, ik voel me onmachtig. Aan de ene kant zijn we allemaal een stuk individualistischer geworden, aan de andere kant lijkt het zo te zijn dat we massaal denken: in m’n eentje kan ik toch niets veranderen. Ik zorg dat ik geïnformeerd blijf. Ik lees de nieuwsberichten, kijk de tv-programma’s, ik converseer met de mensen om mij heen. Dan ben ik in ieder geval op de hoogte. Ik kan er niet tegen opstaan, maar ik ben in ieder geval wakker. Ondanks dat we niet overal fysiek voetsporen hebben achtergelaten is het wel onze wereld. En dan denk ik: waar zijn we met z’n allen mee bezig?

Marie van Linschoten, derdejaars Theatervormgeving, schrijft iedere week over het wel en wee van een student van Academie Minerva.