Een vriendin armer.

Een goede vriendin van me is al een paar dagen vermist. Ik ben misschien wel de enige die haar zoekt, maar ze betekent dan ook veel voor me, echt. We hebben veel meegemaakt samen. Grootse en meeslepende momenten waar de tranen je van over de wangen zouden rollen. Van die donkere en dronken nachten dat ze mijn enige lichtpuntje in de wereld was. Maar ook op de meer alledaagse momenten was ze bij me.
Ik herinner me een koude herfstochtend. Terwijl ik in alle vroegte de dromen uit mijn hersenen probeer te bannen en weer terug moet keren naar de realiteit van de dramatische tentamenweek, zoeken mijn vingers zich een weg naar haar. Het is nog koud buiten, maar ik ga toch even op het balkon staan. De wereld slaapt nog, en ik vraag me af waarom mij een ander lot toebedeeld is. Ik voel haar koude huid onder mijn vingers. Even kijkt ze me verlegen aan, maar al snel laat ze haar kleine lichaam in mijn hand glijden.

Misschien voelt ze zich wel overspoeld door mijn liefde en wil ze even vrij zijn

‘Het komt wel goed, schatje’, fluistert ze met haar mierzoete stemmetje in mijn oor. Een laag kippenvel golft over mijn arm. Ik geef me over en geniet van de warmte die ze me geeft. Zoals we er al talloze keren hebben bijgestaan, houd ik haar ook nu weer stevig vast. Zachtjes mompel ik wat lieve woordjes in haar oor. Ik prijs haar om haar bewonderingswaardige uithoudingsvermogen, en niet te vergeten, haar slanke uiterlijk. Bij het horen van die woorden knispert ze zachtjes. Ik zie haar opgloeien van trots. Houd ik haar te stevig vast? Misschien voelt ze zich wel overspoeld door mijn liefde en wil ze even vrij zijn. Ik denk er te veel over na. De twijfel dat ze me verlaat vreet elke dag aan me. Terwijl we daar zo samen staan in een innige omhelzing schiet er een herinnering door mijn hoofd: we waren op een feestje en zij wou de hele tijd met andere mannen meegaan. Ze wou door iemand anders vastgehouden worden, dat zei ze. Dat was misschien wel een beetje gek. Begrijp me niet verkeerd, ik vond het best dat ze met andere mensen omging. Deed ik zelf ook, moet kunnen. Maar zij had een vreemde gewoonte ontwikkeld: na een paar drankjes was ze ineens weg. Dan moest ik haar zoeken, het leek wel een kinderspel. Verstoppertje voor jong-volwassenen. Zoeken, zoeken en dan vinden. Stond ze daar in de hoek. Had een gespierde vent met aderen op z’n voorhoofd zijn klauwen opeens om haar heen. Uiteindelijk ging ik eropaf, met een rood aangelopen hoofd liep ik dan te stamelen. Of ik haar misschien wel weer terug mocht.

Ik wou dat ik iets stoerder was geweest en een beste hengst tegen die steroïdekop van hem had gegeven

Die ene herinnering. De gespierde man had hard en gemeen gelachen, en haar uiteindelijk naar me toe geworpen. Te gênant voor woorden, toch? Ik wou dat ik iets stoerder was geweest en een beste hengst tegen die steroïdekop van hem had gegeven. Daar denk ik aan terug, buiten op dat koude balkon.
En nu is ze weg. Echt weg. Ik weet niet bij wie ze nu is, hopelijk in goede handen. Ik heb toch nog liever dat ze bij iemand anders is dan dat ze ergens op straat ronddoolt of, erger nog, in de goot ligt te verkleumen. Nog een paar dagen, dan stop ik met zoeken. Dan geef ik de hoop op, dan moet ik wel vanuit gaan dat ze bij iemand anders is. Als ze maar gelukkig is. Ik kom er wel overheen. Geen hand vol, maar een land vol. Het ergste is dat ik nu helemaal naar het eind van de straat moet lopen om een nieuwe aansteker te halen bij de cafetaria.