Hajo Frick stopt na doodsbedreiging.

pirandelloHet College van Bestuur wil weten wie ik ben. Dat zou ik zelf ook wel eens willen weten. Net als iedereen hul ik me namelijk in vele gedaanten. Zoals de grote Pirandello (Nobelprijs, 1934) eens schreef: een mens is iemand, niemand en honderdduizend.
Ik ben kind én vader. Leraar én leerling. Betweter én domoor. Held én lafaard. Collega én concurrent. Ik ben alles én niets. En nu ik toch finaal uit de school klap: ik voel me veel vaker niets dan alles.
Frick is niet ik, ik is niet Frick. Ik word hem zo af en toe als ik iets zie, lees of hoor. Dan kruip ik in hem, en men kan evenzogoed zeggen dat hij dan in mij kruipt. Het zijn momenten waarop de inhoud in z’n eeuwige gevecht met de vorm het onderspit delft. Dan worden de boven ons gestelden bijvoorbeeld de Hoge Heren in de Hoge Toren. Hoge Heren zitten niet, zij zetelen. Ze lopen niet, Hoge Heren schrijden.
Ik vermoed dat de leden van het College van Bestuur zich door dergelijke uitvergrotingen soms lelijk in de sok gewaterd voelen. In de taas getast. Hun maat is vol: ze willen nu echt weten in wie ik huis. Ik kan maar één reden bedenken waarom. Ze wensen de Frick in mij het zwijgen op te leggen.
Dat kan eenvoudig en dat kan eenvoudig niet. Fricken lopen namelijk overal op de Hanzehogeschool rond, op Zernike, het Wiebenga, op Minerva en het Conservatorium, zelfs in Leeuwarden en Assen. Die Fricken vinden Hajo veel te mild. En ze hebben gelijk.
Frick, de echte, wil laten lachen en te denken geven. Dat is al.
Frick durft het in de wandelgangen bijna niet te zeggen, maar hij is best blij met de Hanzehogeschool. Ook met het College van Bestuur.
Henk is een echte topper, zeer intelligent ook, zij het een tikje serieus.
Marian, hoewel een tikje serieus, is een prima meid. Weet u nog dat Frick ontroerd schreef dat zij de enige hbo-bestuurder van Nederland is die deuren voor medewerkers opent?
En Han… die lieve Han. Ik zag hem laatst fietsen, hij had een valhelm op z’n hoofd. Een valhelm op de fiets is wellicht een tikje serieus, maar Frick werd het weldadig warm om het hart.
De mensen op de werkvloer vinden Frick scherp noch vilein. Integendeel, ze betalen hem doorgaans uit met onverschilligheid. Heel af en toe is kritiek zijn loon. Steeds dezelfde kritiek: Frick kan wel boksen, maar z’n handschoenen zijn te zacht.
Die critici hebben gelijk. Het zal het College van Bestuur moeite kosten om een column aan te wijzen waarin Frick de Hanzehogeschool schade heeft berokkend. Ik vrees dat zelfs dit epistel daarvoor niet in aanmerking komt.

Frick overdrijft, maar hij liegt niet. Zelfs als hij, wanneer iemand vraagt of hij Frick is, antwoordt dat dat niet het geval is, spreekt hij de waarheid.
Omdat het College van Bestuur wil weten wie ik ben, pleeg ik zelfmoord. Maar de Frick in mij gaat in de Hoge Toren nederig voor de Hoge Heren op de knieën. Hij  smeekt: laat me blijven wie ik ben, want ik ben mezelf niet.
Ik ben nooit geweest. Tabee!

Hajo Frick