Huisgenoten.

Mijn vriendin zat vrijdag aan het ontbijt terwijl ik de stad uit kwam rollen. Dat was een plezierig treffen. Even waande ik mij weer in mijn eerste studentenhuis. De maximale vrijheid en minimale verantwoordelijkheid die ik als eerstejaars ervoer botsten dagelijks met de bittere realiteit van mijn huisgenoot die coschappen liep. Toch mocht ik altijd met hem mee-eten. Onze overdracht. Hij verzamelde mijn dronken anekdotes als gespreksstof bij het koffiezetapparaat en ik topte de alcohol af met spek en eieren.

Ik verhuisde al snel naar een echt studentenhuis. Het type waarvan mijn vader zich bij ieder bezoek afvroeg hoe ik in zo’n teringzooi kon leven. Voor mij was het de perfecte woning. De spontane feestjes, het koken van grote pannen chili con carne en de wetenschap dat iedere avond een interessante wending kon krijgen. Dat Robbert na een sneeuwstorm bedacht dat hij wel oude skateboarddekjes onder de gemeenschappelijke bank kon schroeven en wij die nacht van de heuvels in het Noorderplantsoen sleeden.

Na een tijdje alles voor mijzelf heb ik sinds kort weer een huisgenoot: mijn vriendin. Wij werden verliefd toen ik haar introductiegroepje twaalf jaar geleden begeleidde. Nu ik zie hoe leuk het is om samen met haar te wonen zou ik willen dat we eerder bij elkaar waren ingetrokken. Wij spenderen onze avonden aan tafel, want met een huisgenoot heb je geen tv nodig. Dat ik weer gevraagd word ‘s morgens niet te zingen neem ik voor lief.

Soms hebben we het over een mogelijk nieuw huisgenootje. Zo één die ons de komende achttien jaar wakker houdt, de afwas laat staan, de badkamer bezet houdt, kots niet opruimt en ideeën als met een matras van de trap glijden met gejuich ontvangt. Studentikoze gezelligheid. Dan kijken we elkaar nog eens aan, lachen: ‘Nog even niet’, draaien ons om en genieten van een nieuwe nacht ongestoorde slaap.

Davey Schippers is docent op het Instituut voor Communicatie, Media & IT