Kat en kater.

Terwijl ik een achterstallige afwas wegwerk en me vergaap aan de architectuur van een Groningse volkswijk hoor ik een licht gemauw. Op een uitstulping van een muur zit een kat. Het is niet de eerste keer dat die kat daar zit. Net zoals de vorige keren doet de kat niks, behalve stilzitten en naar beneden turen. Mooie beesten, die katten. Als ik een dier zou mogen wezen, zou ik een kat willen zijn. Het is waarschijnlijk vergelijkbaar met heel eigenwijs, rijk en machtig zijn, maar niks met je geld of macht doen.

 Af en toe laat je je gezag gelden en pis je de struiken onder, zodat iedereen weet dat jij dé man bent

Je slaapt een gat in de dag en je eten wordt elke dag voor je klaar gezet. Als je het slapen en droge brokken vreten zat bent, ga je naar buiten om wat te zonnen en enkele muizen de hersens in te slaan. Af en toe laat je je gezag gelden en pis je de struiken in de wijk onder, zodat iedereen weet dat jij dé man bent.
Katten zijn geweldig, toch zal ik er niet snel één als huisdier nemen. Mijn huisbaas zou het me waarschijnlijk niet in dank afnemen, maar er spelen ook nog een paar nare jeugdherinneringen. Na onze verhuizing naar het platteland versleet ons gezin katten alsof het niks was. De beesten liepen weg, werden doodgereden of vielen ten prooi aan ziekte.

Als ik het glas oppak, dringt een zure geur mijn neusgaten binnen

Frits de eerste en de tweede, Leentje, Fleur, Gerrit, Baghera, Sproet en Dirk: binnen een tijdsbestek van tien jaar vonden ze allemaal de dood. Té vaak werd ik geconfronteerd met het droevige nieuws dat er weer een huisdier naar de eeuwige jachtvelden was vertrokken. Het verkeer langs ons huis was genadeloos.
Ik ga verder met de afwas. Als ik een glas oppak, dringt de zure geur van oud bier mijn neusgaten binnen. Een opkomende misselijkheid maakt zich van mij meester en ik wend mij af van de afwasteil. Wanneer ik naar buiten kijk, zie ik dat de kat weg is. Dat is in ieder geval één kater minder.