Klauwen en sjouwen.

Kerstvakantie. Voor velen een moment van rust, bezinning en verbroedering. Afgezien van de verplichte familiebezoeken is het een uitgelezen kans om lekker tot jezelf te komen. Voor mij niet. Ik werk.
Terwijl ik in de miezerende motregen een volgende doos aanpak van de knul voor me, probeer ik me voor te stellen dat ik onderuitgezakt op de bank lig met een zak bolognesechips. Maar nee, ik ben hier. Het is vermoedelijk iets van 2 uur in de ochtend, maar dat blijft lastig om te zeggen. Overdag is het verstrijken van de tijd nog best gemakkelijk te meten aan de stand van de zon, maar het donker van de nacht doet de tijd rekken en krimpen als het heelal. Daarbij komt dat we al ruim achttien uur wakker en werkzaam zijn, waardoor het tijdsbesef steeds gevoeliger wordt voor schommelingen.

Achter mij staat een man met een dikke rol doorzichtig plastic, klaar om de zaak in te binden

Ik verlies even de aandacht en weet net een doos te ontwijken die naar mijn hoofd wordt gegooid. De doos stuitert over de grond en komt tot stilstand voor de voeten van de jongen rechts van me. Hij twijfelt geen tel en gooit de doos bovenop de stapel.
Onze taak is simpel: wij twee pakken de dozen aan van de jongens vóór ons en stapelen ze netjes recht op een pallet. Zes dozen per laag, acht lagen hoog, zo’n anderhalve meter. Achter me staat een man met een dikke rol doorzichtig plastic, klaar om het geheel in te binden en bij elkaar te houden. Dan pakken de stalen armen van een heftruck het pakket op en baant het karretje zich een weg naar de de bunker.

Tijdens de korte pauzes maken we flauwe grappen om het moreel op te vijzelen

De twee jongens voor mij staan ondanks de kou stevig te zweten in de container. Ze ploegen zich een weg door de dozen, ze klauwen, graaien en gooien tot er wat ruimte ontstaat. De uitdaging bestaat uit het vinden van de juiste dozen, want enkel gelijksoortige exemplaren mogen bij elkaar opgestapeld worden. Zelf noemen we onze werkwijze treinen, het overhevelen van dozen van mens tot mens, waarbij we van container tot pallet een ketting van handen vormen. Net zoals lang geleden emmers water werden doorgegeven voor het blussen van een brand. Tijdens de korte pauzes roken we en eten we koude pannenkoeken. We maken flauwe grappen om het moreel op te vijzelen. Na tweeënhalf uur is de container leeg, de laatste doos gestapeld, ingepakt en de bunker in gereden. Een trots gevoel van ‘hebben we toch maar weer eventjes gedaan’ stroomt door ons heen. Onze vermoeidheid ebt voor even weg. Onderwijl sjokken we naar de volgende container.
In de vuurwerkindustrie betekent kerstvakantie een paar weken keihard doorbuffelen. Dan kunnen de mensen de lucht op oudejaarsnacht vullen met licht, kleur en gedonder, zodat de kwade geesten van het voorbijgaande jaar van schrik verdwijnen. Geldverspilling… zeker, slecht voor het milieu… ongetwijfeld. Maar mooi is ’t wel.