Lidl Wendy.

‘Ik voel me weer helemáál opgeladen’, of ‘zo, nu kan ik er weer tegenaan hoor’, en ‘echt even lekker er tussenuit geweest’. Van die Libelle-achtige uitspraken over de zomer die me zowel vertederen als doen verschrompelen. De herinneringen aan een klamme, blote, zonovergoten en dronken zomer zijn nog niet ingedroogd, of de werkelijkheid slaat ons al weer om de oren. De avond valt eerder, de rol wc-papier is aan z’n laatste velletje toe en de scholen weer begonnen. Dat laatste is toch wel het summum van afgrijzen. Maar niet getreurd, want in alle ellende schuilt schoonheid. Of om die maffe filosofische voetballer te citeren: ellek nadeel hep z’n voordeel. Of zoiets.

Bonnetje klopt niet? Klats, boem, bonnetjespapier, klik-klak en alweer gefikst

Voorbeeldje: sta ik laatst de manager van een supermarkt ongegeneerd minutenlang vol aan te gapen. Met m’n bek open van verbazing kijk ik toe terwijl de vent door de winkel flaneert, alsof hij er daadwerkelijk trots op is dat hij de opperbaas van een Lidl-filiaal is. De ene stap na de andere zet hij, zonder een sprankeltje twijfel. Naar de fruit, de diepvriesbakken, langs het wc-papier, in een strakke lijn richting de glasverzamelautomaat. De flessen glijden langs de lasers en houden halt bij een ontsporing in het systeem. Hij, de koning van het filiaal, komt kordaat met de oplossing.
Verkeerd gescand? Rats, sleuteltje in de kassa, even draaien, zo gepiept. Bonnetje klopt niet? Klats, boem, bonnetjespapier, klik-klak en alweer gefikst. Ondeugend lachje naar de enige aantrekkelijke caissière (Wendy) en dan gauw weer naar dat kantoortje met spiegelglas. Eerst snel de o-zo geheime viercijfercode intikken (vast niet het filiaalnummer) en dan lekker loeren naar de klanten die voorbij lopen. Het zou me niks verbazen als-ie zich vlug even aftrekt achter zijn bureau. Hijgend met de vrije hand wat zweetdruppels van het voorhoofd wegwerken, de ogen als lasers door het spiegelglas op Wendy gericht. Daarna tevreden met een kop Markus-koffie in de klauwen uitrusten, uitkijken op het imperium dat franchise heet. Als het weer het toelaat buiten snel een peuk. Wat uit de hoogte doen tegen Sjoerd van afdeling afbakbroodjes.

De ware helden zitten achter de kassa, ze sorteren dertig soorten brood op de tast, maken oogcontact en veinzen onuitputtelijke vriendelijkheid

’t Zal wel, maar mij kun je niet wijsmaken dat er ook maar iets uitzichtlozer is dan acht uur per dag ploeteren tussen de kartonnen dozen, uitkeringsgerechtigden en scootmobielbezitters. Dag in, dag uit ben je dé man van de supermarkt. Een held, gunstig belicht door rijen tl-buizen. De echte helden zijn de kassamedewerkers, die dertig verschillende soorten brood op tast en zicht moeten kunnen sorteren, oogcontact maken en onuitputtelijke vriendelijkheid veinzen. Het geeft in ieder geval een welkome afleiding tijdens het wachten in de rij. Minuten van het leven worden zonder verder nadenken te grabbel gegooid. Waar tijd geld is, maakt wachten in de rij zielsarm.
Maar goed, de zomer dus. Die is nu wel voorbij. En zonder de afleiding van de zongebruinde lichamen en halve liters bier, kruipt die werkelijkheid langzaamaan alsmaar dichterbij. Tot ze je op de nek zit en haar tentakels zich om je hals beginnen te wentelen. En dat je dan een pizza in de oven wilt doen, maar het bakpapier niet netjes op maat is gesneden in de verpakking. Nee, dat moet je met de hand afscheuren, waardoor ’t altijd één dikke bende wordt. Of je scheurt te klein, of te groot. Niet te doen. Was het maar al weer zomer. M’n zonnebril houd ik voor het gemak maar op de neus.