Magisch uurtje.

Hoe langer ik in Groningen woon, hoe meer ik het stadse fietsklimaat waardeer. In het begin was het pure terror. Ik kom van het Drentse platteland. Het enige waarop fietsers in Drenthe moeten letten, zijn trekkers (chique mensen noemen dat ook wel tractors, maar in Drenthe heb je veel minder chique mensen dan trekkers). Af en toe hebben trekkers zelfs dubbele banden en dan is het helemaal een gekkenhuis, een complete chaos.
Dorps Drenthe en stads Groningen, het verkeerscontrast kan bijna niet groter. In Groningen is het niet alleen drukker, je heb ook overal plekken waar het permanent fout gaat. Denk aan de kruising bij Westerhaven en het ondoorgrondelijke stukje straatinrichting tussen de Vismarkt en Korenbeurs. Dat fungeert als stoep, fietspad, kruising, zwervershangplek, brom- en scooterstalling, invalidenkarrenroetsjbaan en straatmuzikantenpodium (en dat allemaal op één en hetzelfde moment).

Sinds ik niet meer in constante staat van paniek rondrijd, ben ik van het Groningse fietsverkeer gaan houden

Inmiddels ben ik eraan gewend en weet ik ongeveer wat ik kan verwachten. Nu ik niet meer in staat van constante alertheid en paniek hoef te zijn, kan ik me het veroorloven om meer om me heen te kijken. Ik ben de vele kleine details van het fietsverkeer gaan omarmen en ervan  gaan houden. De norse stadjers die klagen over de naar college racende studenten. De Aziatische uitwisselingsstudenten die over het algemeen gewoon écht niet kunnen fietsen. Het feit dat je je nooit te veel moet hechten aan je fiets, want voordat je het weet, heeft hij een nieuw baasje gevonden.
Ik heb zelfs een lievelingstijd. Tussen kwart over vijf en kwart over zes ’s ochtends, een magisch uurtje. De meeste nachtbrakers hebben hun bedstee opgezocht, en de werkende mensen zijn nog niet wakker. Wanneer je op dat moment rondfietst, heb je Groningen voor jezelf. Soms kom je toch iemand tegen. Dan volg je de ongeschreven code:  je zegt niks en geeft elkaar een terloops knikje.
Het liefst fiets ik tijdens dat uurtje een rondje in en rond het Noorderplantsoen. Het enige wat ik hoort, zijn de vogels die fluiten. Dan is het bijna Drenthe. Alleen het piepen en kraken van m’n afgetrapte fietsbarrel verraadt dat ik in Groningen ben.