Meester Aardappelhoofd.

Ik loop de supermarkt in om een zak aardappelen te kopen. Ik ben nog geen tien seconden in de winkel of het kost me al moeite om me niet met andermans zaken te bemoeien. Voor m’n neus zijn een moeder en haar kleuterdochter ruzie aan het maken. Gauw loop ik een ander gangpad in. Dan gebeurt er iets geks. Welke gangpad ik ook inschiet, moeder en dochter blijven me achtervolgen met hun pijnlijke conversaties.
‘Mama appels nodig?’
‘Nee, terugleggen en snel! En blijf verdomme in mijn buurt!’
Ik vlucht maar gauw naar de kassa, want het tafereel doet me pijn aan de ogen en oren. Alsof de duvel ermee speelt, sluiten moeder en kind zich achter mij in de rij aan.
Het kindje wil helpen met het boodschappen op de band leggen.
‘Nee, afblijven, ik doe het wel! Loop maar door!’

Niet is een verleidelijk woord: niet voetballen hier, niet van je plek lopen en niet door mij heen praten

‘Mama tasje nodig?’
‘Nee!’
Terwijl mijn aardappelen over de kassaband rollen moet ik denken aan meneer Aardappelhoofd. Een karakter uit de film Toy Story die vaak zit te mopperen op alles en iedereen.
Ik weet natuurlijk niet wat er voorafging aan het gemopper van deze mevrouw Aardappelhoofd, maar ze luisterde totaal niet naar wat het kind zei en al helemaal niet naar wat het kind daarmee bedoelde of zou willen bereiken. Bovendien had de moppermoeder een voorliefde voor het woordje niet. Niet doen, niet huilen, niet weglopen, niet dit, niet dat, niet zus, niet zo.
Niet is een verleidelijk woord in onderwijs en opvoeding. Niet voetballen op het plein, niet van je plek lopen en niet door mij heen praten. Je zou er droevig van worden, al dat ge-niet.
Ik neem me maar weer eens voor om niet te vaak niet te zeggen en wel wel. Te benoemen welk gedrag ik wél graag wil zien.
‘Je gaat stil aan het werk en blijft op je plek zitten.’
‘Hou die tas maar even bij jezelf, oké?’
Het is iets kleins waar je groot profijt van kan hebben. Duidelijk, vriendelijk en beleefd. Goed voorbeeld doet volgen, niet dan?