Mex, vaf én skol

Dit weekend kwamen verschillende dingen samen die mij aan het denken zetten: de ongelofelijke kater van mijn broertje en het besef dat ik dit jaar waarschijnlijk mijn bachelor ga halen.
M’n broertje heeft in de nacht van vrijdag op zaterdag de longen uit zijn lijf gekotst. Figuurlijk gesproken dan, hè? Wat begon met een vriendelijk ‘Mam, mogen mijn vrienden hier vanavond komen chillen?’ eindigde in een dramatische avond met een ontzettende teringzooi en een naar kots ruikende kamer. Een paar biertjes en Jägermeister bleken te veel voor m’n broertjes tere lijfje. In zijn defense: hij heeft maar één nier. Maar toch, dat wordt nog wat als hij volgend jaar in Groningen komt studeren. Ik droomde al van legendarische stapnachten met mijn bloedbroeder, waarbij we fantastische spellen als mexen, vaffen en skol in de praktijk zouden brengen.

Zodra je met je master begint, kun je maar beter je testament opstellen, want je leven is voorbij

Ik ben bang dat ik dat idee uit mijn hoofd moet zetten, evenals het plan om hem in mijn studentenhuis te hebben wonen. Zonder blikken of blozen verkondigde hij dat het opnieuw moeten samenwonen met mij één van de laatste dingen was die hij wilde. Inderdaad, van je familie moet je het hebben.
Naast dat mijn broertje zowel fysiek als mentaal onwelwillend is om met mij het Groningse nachtleven onveilig te maken, staat me ook nog een barrière te wachten. Een barrière waarvan elke student gehoord heeft. Een barrière die sommigen zo lang mogelijk op afstand proberen te houden. Als ik verhalen van mensen om mij heen hoor, moet ik dit jaar nog volop genieten. Want zodra je met je master begint, kun je maar beter je testament opstellen, aangezien het leven voorbij is.
Na drie, of in sommigen gevallen zeven jaar bachelor is het tijdens de master de bedoeling dat je letterlijk veertig uur per week aan je studie besteedt. Dit in tegenstelling tot de bachelor, waar je met zes uur per week een heel eind komt. Althans, in mijn geval. Op het moment van schrijven, loop ik vrijwel nominaal. Alleen een tweedejaars vak moet ik opnieuw doen. Als het zo doorgaat, ben ik over pakweg negen à tien maanden in het bezit van mijn bachelor, iets wat mij beangstigt.

Moet ik gaan werken? Loonslaaf zijn? Met de kinderen in de camper naar Frankrijk?

Waar zijn die twee jaar gebleven? Is nu al twee derde van mijn studententijd, de ‘beste tijd van je leven’, voorbij? Moet ik straks gaan werken? En dan? Ben ik gedoemd tot het worden van een loonslaaf van de maatschappij? Moet ik sparen voor een huis? Kinderen nemen? Op vakantie naar Frankrijk met een camper? Ik ben nog niet toe aan verantwoordelijkheid. Eigenlijk vraag ik mij ook af of ik daar ooit klaar voor zal zijn, aangezien ik zo chaotisch ben dat mij geen enkele simpele taak is toe te vertrouwen. De tijd dat ik serieuze beslissingen over mijn toekomst moet gaan maken, komt steeds dichterbij. Waar ik over een jaar sta, durf ik niet te zeggen. Ik hoop in de kroeg met mijn broertje.