Moet de Hanze stoppen met uitblinken en excellentie?

Uitblinken en excellentie, moet de Hanze dat nu nog willen? Joke Terlaak Poot liet derdejaars Vastgoed & Makelaardij een culturele wandeling maken over de Zernike Campus. De symbolen die de studenten aantroffen, zette de senior-docent aan het denken.

‘Ken je het ui-model van Hofstede? Nee? Nou, dat model onderscheidt vier niveaus in zaken die bijdragen aan de identiteit van een organisatie. Waarden, rituelen, helden en symbolen. Het meest concreet zijn de symbolen, zoals het logo en een vlag. Als het goed is, zeggen die symbolen iets over de organisatie en de cultuur.’

Ja, maar wat?
‘Soms is het meteen duidelijk, op andere momenten moet je op zoek gaan naar de betekenis. Het gaat trouwens niet alleen om symbolen die er speciaal voor ontworpen zijn. Het gebouw waarin je huist, de inrichting, de voorzieningen staan net zo goed symbool voor een organisatie. Studenten Vastgoed & Makelaardij moeten zich daar goed bewust van zijn. Daarom gaan we af en toe met ze aan de wandel over de campus, waarbij zij symbolen moeten verzamelen. Het zijn derdejaars, dus zij hebben zelf ideeën over de Hanze en misschien ook wel over wat de Hanze zou willen uitstralen.’

Oké, waar kwamen ze mee terug?
‘Dat verschilde enorm. Voor de hand liggende dingen, zoals de wereldbol die voor de Marie KamphuisBorg staat en de kleur oranje. Maar ook de gezonde maaltijden in de kantine en de rookhokken werden als symbolen gezien: ze passen in het propageren van een gezonde leefstijl, iets wat kennelijk goed tot studenten doordringt.’

Zelf struikelde je over de Walk of Fame.
‘Nou, struikelde… Eerst even wat leuks: de meeste studenten weten niet eens dat er een Walk of Fame is. Nee, echt niet. Toen ik ze vertelde dat het de weg is die leidt naar de Van OlstToren ging het gros wel een lichtje op. De straat met al die namen en prijzen, ja, die kenden ze wel. Maar dan nog. Vanwege de opdracht stonden ze er even bij stil, maar verder…’

Ho, ho, het zijn wel onze Hanzehelden, hè?
‘Daar begon ik nou juist over na te denken. Ik ken namelijk een paar mensen die erop staan. Vincent Veenbrink bijvoorbeeld, één van onze studenten. Naast zijn studie zette hij zich in om kinderen digitaal weerbaar te maken. Hartstikke goed, natuurlijk. Maar ik zou hem geen uitblinker noemen, eerder een origineel portret. Net als Arjen Banach, bijzondere jongen, maar excellent?’

Het zijn toch gewoon allemaal prijswinnaars?
‘Juist! Dat is het, ze hebben een prijs gewonnen, maar wat zegt dat? Ja, het is hartstikke leuk. Gezonde competitie is ook helemaal oké. Maar waarom is het halen van een prijs de maatstaf? Zijn er geen andere criteria? Bovendien, waar houdt het op? Er is de laatste jaren sprake van een enorme prijzeninflatie. Om de haverklap worden er prijzen uitgereikt. Is je dat weleens opgevallen?’

Nou en of, bijna alle flessen wijn hebben een gouden medaille.
‘Precies, terwijl het spreekwoord luidt: goede wijn behoeft geen krans. Maar dit terzijde. Wat mij tegenstaat is dat er zoveel aandacht naar winnaars gaat. En dat is een maatschappelijk verschijnsel, zeker in de sociale media worden succesverhalen breed uitgemeten. Alles is geweldig en fantastisch. Maar de schaduwkant is dat veel studenten zich ellendig voelen, zij denken dat ze tekortschieten. Sommigen doen zelfs alsof: op sociale media laten ze een succesvolle versie van zichzelf zien die weinig  te maken heeft met hoe ze zich werkelijk voelen. De Hanze mag zich weleens afvragen of we er wel goed aan doen om mee te gaan in die trend. Als je steeds wordt herinnerd aan winnaars, kun je jezelf een verliezer gaan voelen.’

Het excellentiebeleid was juist een antwoord op de zesjescultuur, de Hanze wilde studenten aanmoedigen om het hoofd boven het maaiveld te steken.  
‘De vraag is of we dat nu nog steeds moeten willen. We zien inmiddels toch ook de negatieve gevolgen? Maar wat ik nog belangrijker vind is dat we oog moeten hebben voor iedereen. Laatst was ik bij het afstuderen van een jongen die als eerste in zijn familie een hbo-opleiding had afgerond. Wat dat teweeg bracht in zijn familie. Ge-wel-dig. Maar hij komt niet op de Walk of Fame. Of wat dacht je van de conciërges die tijdens de coronacrisis van de ene op de andere dag moesten veranderen in boa’s en halve politie-agenten? Echt niet leuk, hoor, maar ze deden het toch maar mooi.’

In jouw ogen zou eigenlijk iedereen op de Walk of Fame moeten liggen?
‘Nou, nee, ik zou willen dat we eens zouden nadenken over de criteria. Nu liggen er veel mensen die theoretisch zijn aangedraaid, cognitieve prestaties worden nu eenmaal eerder als excellent gezien. Als je geen hoge cijfers haalt en uitblinkt op andere vlakken krijg je veel minder waardering. Ik heb studenten gehad die enorm hun best deden om voldoendes te halen. Koste wat kost, enorme doorzetters. Dat zijn toch ook uitblinkers? Dat is toch ook talent?’

Zonder meer, maar als dat het criterium wordt… dat vormgeven wordt ook lastig.
‘Oké, maar dat de Hanze veel aandacht heeft voor succes en zo weinig waardering voor het gewone, dat schuurt. Inclusiviteit, daar heeft iedereen het tegenwoordig over: iedereen moet zich thuis voelen op de Hanze. De regenboogvlag wappert inmiddels vrolijk. Maar daar mogen we het niet bij te laten. Laten we beginnen met een herwaardering van het gewone. Dat je moet leren leven met tegenslagen en dat sommige dingen niet lukken. Op andere momenten zul je jezelf verbazen. Dan kijk je om en zegt: het is me toch gelukt, ondanks alles.’

Dat zou je ook wel op de Walk of Fame kunnen zetten.
‘Wat mij betreft. Of op een tegeltje.’