Skip to content

‘Pabo-studenten moeten 100 boeken lezen’

Een schrijver heeft geen mooie woorden nodig, gewone woorden zijn ook goed, een schrijver hoeft ze alleen maar op de goede plek te zetten. Zo simpel is het en Sjoerd Kuyper wist dat al toen hij vier jaar was, want toen heeft z’n eigen opa, die niet voor niets zijn hele leven matroos op de grote vaart was, hem dat verteld.

Zien wat er in de werkelijkheid gebeurt, je ogen dicht doen en bedenken hoe het verder kan gaan

Het is al heel lang geleden, maar Sjoerd weet nog precies waar dat was: in een park waar ze heen waren gewandeld, met een mooie witte voetbal. Daar, in dat mooie park, zagen ze een schrijver op een bankje zitten. Het was geen vrolijk gezicht, die schrijver zat erg moeilijk te kijken. Toen ze langs het bankje kwamen zag de schrijver ze niet eens, zo druk was z’n hoofd bezig met het rangschikken van de woorden, of met ‘effe dóórdenken’. Want ook dat is schrijven: zien wat er in de werkelijkheid gebeurt en dan je ogen dicht doen en bedenken hoe het verder zou kunnen gaan. Fantasie, zo noemen ze dat dóórdenken ook weleens. Wanneer je die mooie witte voetbal omhoog trapt, komt hij na een poosje terug op aarde. Maar als je je ogen dicht doet, kan hij blijven doorvliegen, wel tot in de hemel. ’s Nachts als bijna iedereen slaapt, kun je dan door je dakraam kijken en zwaaien naar je mooie witte voetbal tussen de sterren en wie dan even dóórdenkt ziet de maan gewoon terugzwaaien.

‘Volwassenen lezen met mes en vork, maar als kinderen een boek mooi vinden gaan ze er helemaal in op’

Zo, maar dan veel mooier, spreekt jeugdboekenschrijver Sjoerd Kuyper op 11 oktober in zaal De Appel op de ZernikeCampus. Stampvol en muisstil, met een vleugje magie, het is een atmosfeer die de grote griffelverzamelaar (vier zilveren en één gouden) als vanzelf oproept. Hij weet wat het publiek van hem wil weten, daarom weeft hij de antwoorden op die vragen in zijn betoog dat eruit ziet als een kleurige lappendeken van proza, poëzie en ontboezemingen.
Waarom hij vooral kinderboeken schrijft? Nou, dan zetten ze naast je verhalen allemaal mooie plaatjes. Dat is alvast één. Maar nog mooier zijn de kinderen. ‘Volwassenen lezen met mes en vork, maar als kinderen een boek mooi vinden worden ze gretig, ze gaan er helemaal in op.’
Hoe komt het dat hij zich zo goed in kinderen kan inleven? Omdat het meeste wat hij schrijft stoelt op dingen die hij echt heeft meegemaakt. ‘Ik heb een heel goed geheugen. Behalve dan voor gesprekken, want die kun je bijna niet onthouden. Daarom gebruik ik dialogen die ik opvang. Vroeger pikte ik ze van m’n kinderen en nu van m’n kleinkinderen.’

Jullie, Pabo-studenten, moeten zélf meer lezen, honderd boeken, op z’n minst

Wat las Sjoerd Kuyper toen hij klein was? ‘Het begint allemaal met het vertellen van verhalen. Mijn opa was een verhalenverteller en mijn vader ook. Op de radio waren er ook verhalen te horen. We hadden geen tv, zo oud ben ik al. Wij waren de generatie die naar de radio keek. Dat is echt waar, trouwens, we kéken naar de radio. Paulus de Boskabouter, dat was prachtig.’
Welk boek maakte op de jonge Sjoerd de meeste indruk? ‘Peter van Anne Holm. Het is niet meer te koop. Peter was het boek dat ik las en las en las, tot ik zelf een schrijver was. Ik ben het blijven lezen, ieder jaar opnieuw. Tot ik een jaar of veertig was.’
Hoe maken we kinderen enthousiast voor lezen? ‘Willem Wilmink heeft dat mooi gezegd: als een kind niet leest, maar wel van rode botsautootjes houdt, dan moet je het een boek over rode botsautootjes geven. Verder is het kwestie van onderwijs, van juffen en meesters. Jullie, Pabo-studenten, moeten zélf meer lezen. Honderd boeken, op z’n minst. Dat is helemaal niet moeilijk. Er zijn veel kinderboeken. In sommige van die boeken staan weinig woorden en er zijn zelfs boeken met alleen maar plaatjes.’

Schrijver voor de klas
Het begint een traditie te worden. Ieder jaar krijgt een schrijver van kinder- of jeugdliteratuur de gelegenheid om Pabo-studenten iets te vertellen over z’n werk. Voor eerstejaars is het bijwonen van de presentatie onderdeel van het lesprogramma. Ouderejaars kunnen aanschuiven zolang er plaatsen vrij zijn.