Pinksteren in de printshop.

Op een mooie pinksterdag zit ik in de zon. Althans, dat is het plan, in een heerlijk voorjaarszonnetje leren voor de laatste herkansing.
Om enkele samenvattingen voor het tentamen te printen, verplaats ik mij naar de lokale printshop. Tot mijn ergernis en verbazing is het er druk. Ongekend druk. Slechts één persoon lijkt in de winkel aan het werk te zijn, terwijl er minstens negen klanten in de winkel staan.
Nadat ik enkele minuten heb gewacht, word ik eindelijk geholpen door de jongen achter de kassa. Hij geeft me een blauw papiertje waarop ik moet aangeven wat ik wil gaan printen, hoeveel A4’tjes het zijn en of het in kleur of in zwart-wit is. Nadat ik alles heb ingevuld, streept de jongen zonder te kijken een printer aan, die ik volgens hem moet gebruiken. Het functioneel nut van het papiertje kan ik niet ontdekken.

Als ik plaatsneem gaan de trage vingers van de grijze oude man nog steeds over de toetsen

Terwijl ik zit te wachten totdat ik plaats kan nemen achter één van de vijf computers, kijk ik rond. Aan één van de vijf computers zit een oude man met grijs haar te typen. Hij typt niet blind, hij moet elke keer zoeken naar de juiste toets. Tergend. Na een minuut is er gelukkig een meisje klaar en kan ik mijn samenvattingen printen.
Als ik plaatsneem op de stoel van het meisje gaan de trage vingers van de oude man nog steeds over de toetsen. Ik vraag me af wat de man überhaupt aan het typen is. Ik kijk op zijn scherm. Datgene wat ik zie, roept twee vragen bij mij op. Nee, het zijn er meer. Mijn gedachten slaan op hol en in een milliseconde vrees ik voor de oude man. Dan herpak ik mijzelf. Toch blijf ik het vreemd vinden. De oude man schrijft een e-mail in een printshop. Heeft hij zelf geen computer? Gezien zijn leeftijd zou het kunnen. Maar wat hij aan het typen is, verontrust me. De paar regels die ik kon lezen waren gericht aan een zekere Marlijn. Een naam die ik mijn kind absoluut niet zou geven, hij doet me denken aan een tovenaar. Uit de verdere context van de e-mail kon ik halen dat de oude man deze Marlijn zou helpen met wiskunde en ander schoolwerk. Wat nu als deze man de mail juist hier typt, in de printshop, om niet via zijn eigen computer getraceerd te worden? Misschien is het zwarte busje dat buiten staat wel van de AIVD en staan ze op het punt om met automatische machinegeweren de deur van de winkel open te trappen. Gehaast print ik m’n samenvattingen en maak ik me uit de voeten. Ik reken snel af en betaal vijf cent te veel. Het geeft niet. Ik wil naar huis. Buiten werp ik nog één blik door het raam naar binnen. De man zit er nog steeds… hij lacht. Naar het scherm? Naar mij? Naar de schimmen in zijn ziel? Welk duister plan schuilt er achter die lach? Tweede pinksterdag: afschaffen die ellende.