Simon en het wekken van het leesbeest.

‘Lezen is tof en belangrijk’, zegt Simon van der Geest in een eivolle Appel. In ieder mensenkind huist een leesbeest. Wie dat beest wakker schudt, geeft kinderen de kans om ‘de spier die verbeelding heet’ te trainen.

In z’n jonge jaren wilde Simon van der Geest uitvinder worden. De Taartemachien, die mensen in staat stelt zichzelf een taart in het gezicht te gooien, was één van de eerste apparaten waarop hij nooit patent zou krijgen. Maar Simon werd jeugdboekenschrijver, geen uitvinder.
‘Hoewel… Laatst was ik op een basisschool waar een meisje zei dat ik eigenlijk toch een soort uitvinder was geworden. Een uitvinder van verhalen. Ja, dat is natuurlijk wel een beetje waar.’
Simon van der Geest (1978), winnaar van twee Gouden Griffels, staat op 17 oktober voor een tot de nok toe gevulde conferentiezaal De Appel.
Eén uur ’s middags. De 210 eerstejaars van de Pabo zijn er allemaal, wat niet zo gek is want er geldt een aanwezigheidsplicht voor dit jaarlijkse leesfeest.
Als ze er al tegen hun zin zitten, laten de studenten dat niet merken. Ze hebben hier ook wel wat te leren. Hoe wek je het leesbeest dat zich in ieder kind schuilhoudt? Dat is een vraag waarop hele volksstammen deskundigen zich het hoofd hebben gebroken. Simon is voor zijn antwoorden op die vraag in het hoofd van het niet-lezende kind gekropen.
Niet dat ik het moeilijk vind
Ik vind er gewoon niks an
Liever zit ik hier op het hek
Beetje naar de horizon turen

Het kind op het hek, turend naar de einder, heeft veel in zich van de jonge Simon die opgroeide in Oude Ade, een dorp in het weide-met-slootjeslandschap ten noordoosten van Leiden. Een dorp waar niets gebeurt en kinderen dus ongebreideld avonturen kunnen beleven. De blazende zwaan die in Spijkerzwijgen een treiteraar met fiets en al de sloot in mept, heeft echt op de dijk rondgelopen. Dat heeft Simons vader hem verteld. En die treiteraar die kopje-onder ging? Dat was Simons vader zelf.

Ik deed een hommel in een potje met stenen, deksel erop en schudden maar

Vrijwel alle mensen houden van verhalen. Zelfs degenen die niet van lezen houden.
‘Wanneer iemand benieuwd is naar hoe het verder gaat, is lezen een stuk eenvoudiger.’ En wie eenmaal begint met lezen ‘traint de spier die verbeelding heet.’
Voor onderwerpen hoef je alleen maar je ogen te sluiten voor een gedachtereis naar je eigen kindertijd.
Spinder is gebaseerd op mijn interesse voor insecten. Als kind experimenteerde ik met insecten en daar schaam ik me niet voor. Die experimenten waren vroege confrontaties met verschijnselen als de dood en macht. Zo gek is dat niet. Wie van jullie heeft nare dingen met insecten uitgehaald?’
Er gaan heel wat vingers omhoog. Gulzig rent Simon eropaf, een microfoon in de hand.
Ik deed een hommel in een potje met stenen, deksel erop en schudden maar.
Als ik een spin had gevangen gooide ik hem in het web van een andere.
Een naaktslak. Zo zonder huisje, dat vond ik zielig. Daarom propte ik hem in een slakkenhuis.

Laat kinderen zelf verhalen en gedichten schrijven, dat vinden ze leuk

Hup, zomaar drie toch niet al te alledaagse gebeurtenissen die zomaar in een verhaal zouden kunnen voorkomen.
‘Dit gaat dan over insecten, maar zo zijn er enorm veel onderwerpen waarover je kunt schrijven. Ik ben even kwijt wie, maar een collega zei eens dat er voor elk kind wel een boek bestaat. Het gaat erom het te vinden.’
Wanneer dat boek nog niet is gevonden, kun je volgens Simon kinderen vragen om zelf verhalen te schrijven. Verhalen en gedichten schrijven, dat vinden leerlingen leuk, vooral wanneer je echte schrijvers uitnodigt om ze daarbij te helpen.
‘Maar lezen is vooral een kwestie van doen. Je moet zoveel mogelijk literatuur gebruiken bij andere vakken. Bij Geschiedenis, natuurlijk en bij Aardrijkskunde, maar ook bij andere vakken kan het.’
Twee uur, 17 oktober. Precies op tijd is Simon klaar. Maar niet heus, want voor het podium staat een lange rij Pabo-eerstejaars. Anneke is de eerste die Simons handtekening ziet verschijnen in haar exemplaar van Spinder (Gouden Griffel 2013).