Studentisolement.

De regen tikt gemoedelijk tegen mijn slaapkamerraam aan. Op de achtergrond klinken de openingsnoten van Springsteens Nebraska (zonder twijfel één van zijn beste albums). Als ik niet beter zou weten, zou ik denken dat het herfst is. Een vluchtige blik uit het raam maakt het niet veel beter. Op één man na heeft iedereen zijn heil binnen gezocht. Onvermoeibaar trotseert de postbode het leger regendruppels dat een charge op de straatstenen uitvoert. Langzaam verdwijnt hij uit zicht, laat hij mij en m’n laptop achter als prooien voor mijn hersenspinsels.

Ik heb eigenlijk geen vrienden of kennissen met een mbo-opleiding

Is het mogelijk om iets te denken wat nog niet gedacht, gezegd of geschreven is over De Uitzwaaidag van Sylvana Simons? Misschien, maar niet door mij. Hoogstens dat het me weer eens aan het denken heeft gezet over hoe verdeeld Nederland is. Ikzelf ben een levend bewijs. De laatste jaren bestaat mijn sociale kring voornamelijk uit studenten en ex-studenten. Ik heb eigenlijk geen vrienden of kennissen die een mbo-opleiding volgen, ik ken niemand die op z’n zestiende lekker aan het werk is gegaan en superblij is dat hij vanaf dat moment nooit meer naar school hoefde. Mijn omgeving bestaat uit mensen die leven zoals ik. En om mij heen zie ik hetzelfde. Ik heb ook niet het idee dat de bouwvakkers op de hoek van de straat ’s avonds na het werk naar hun stamkroeg gaan om daar een biertje te pakken met de bankier of een advocaat.

Die kant van de maatschappij is wel mondig, maar spreekt een taal waarmee we ons geen raad weten

Studenten zitten vaak in een sociaal isolement van grotendeels gelijkgestemden en staren vol onbegrip naar de andere kant van de maatschappij waar we eigenlijk nooit mee te maken krijgen. Een kant van de maatschappij die wel mondig is, maar een taal spreekt waarmee we ons eigenlijk geen raad weten. Onze belevingswerelden verschilt dusdanig dat er vooral irritatie en frustratie ontstaat. Misschien moeten we de huidige, sociale conventies vervangen om tot een bredere consensus te komen. Misschien is dit ook maar semi-utopisch gelul, en sla ik volledig de plank mis.
Ik word uit mijn gedachten opgeschrikt door een luid gebonk. Door het raam zie ik de postbode lichtelijk geïrriteerd op de voordeur kloppen. De bel is stuk. Al twee maanden. Als ik ga opendoen, overvalt me een lumineus idee: wie in contact wil komen met de rest van de samenleving, zou eens kunnen beginnen met het aanschaffen van een goede bel.