Uren tellen.

Uren, aan het begin van mijn carrière op de Hanze verbaasde ik me erover hoe vaak dit gespreksonderwerp langskwam. Collega’s die klaagden dat ze te weinig uren kregen, die weigerden om vakken te geven vanwege het aantal uren dat daarvoor stond, of die die vakken wel gaven, maar zwaar in de overuren belanden. Ik zwoer nooit zo’n urenzifter te worden.

De meeste banen komen tenslotte met de verplichting dat je om half negen op kantoor aanwezig bent en dan rond vijf uur weer weg mag

Voor wie niet lesgeeft aan de Hanze moet bovenstaande alinea abracadabra zijn. De meeste banen komen tenslotte met de verplichting dat je om half negen op kantoor aanwezig bent en dan rond vijf uur weer weg mag. De Hanze hanteert voor docenten een ander, in mijn ogen ideaal, systeem. Je zegt toe taak X te doen en daar staat dan Y uren voor. Voor iemand zoals ik, wiens brein ’s ochtends op half vermogen draait, is dit een uitkomst. Als ik geen college geef, sta ik rond negen uur op. Drink rustig een bak koffie, zet Netflix aan of ga een stukje rennen, om tegen elf uur op Zernike te verschijnen. Tussen zeven en elf uur ’s avonds verzet ik vervolgens het leeuwendeel van mijn werk. Het maakt tenslotte niet uit waar en wanneer ik mijn taken uitvoer.

Voor de studieloopbaanbegeleiding van tweedejaars krijg ik iets minder dan een kwartier per student per blok

Toch doe ik ondertussen mee aan de klaaguren op de docentenkamer. Het idee is goed, maar de uitvoering voelt als totale willekeur. Voor vak 1a, zes colleges en een tentamen nakijken, krijg ik 24 uur, voor vak 1b, tweede helft van hetzelfde boek, zelfde aantal colleges, krijg ik veertig uur.
Het aantal uren dat je krijgt is ook verre van realistisch. Voor de studieloopbaanbegeleiding van tweedejaars krijg ik iets minder dan een kwartier per student per blok. In het werk gaat ruimschoots het viervoudige inzitten.

Mij wordt dan verteld dat goed goed genoeg is, maar zonder flink wat te vertimmeren is het materiaal simpelweg niet goed

Bij een collegereeks is het vaak nog schever. Mij wordt dan verteld dat goed goed genoeg is, maar zonder flink wat te vertimmeren is het materiaal simpelweg niet goed. Dus heb ik twee keuzes: hele weekenden colleges bouwen zodat ik twee uur lang in dertig paar gefascineerde ogen mag kijken, of zo’n docent worden die de klas na een half uur weer op straat stuurt en vaak tegenover een nagenoeg leeg lokaal staat omdat geen student er zijn bed voor uitkomt.