Verplichtingen.

Ik had op de helft van de week al best veel gedaan, vond ik zelf. Ik had zowaar dingen af gekregen. Ik had de was gedaan en gezwaaid naar de buurvrouw toen ik het kledingrekje volgooide op m’n balkon. Ik had gesolliciteerd naar een baan bij Team 050, omdat ik mijn dagen nuttiger wou vullen. Ik had zelfs de afwas gedaan. De dag ervoor had ik mijn laatste punten voor mijn P eindelijk gehaald. Spoedig zou ik met die P een punt achter mijn loopbaan op de Hanze kunnen zetten. Uni, here I come!

Ik wil niet dat iemand vertelt wat ik moet doen, maar als er duidelijke taken voor me liggen kan ik me er makkelijker toe te zetten

Ik was zo onder de indruk van mijn triomfrijke plichtsbetrachting dat ik bijna vergat dat het louter banale verplichtingen zijn. Als ik zo veel plezier kon halen uit het voltooien van taken, moest ik allicht net wat vaker wat meer doen, bedacht ik.
Maar verplichtingen zijn helemaal niet leuk. Het is allemaal heel verwarrend, zo paradoxaal. Ik wil helemaal niet dat iemand, iets of een instantie me vertelt wat ik moet doen. Maar wanneer er duidelijke taken voor me liggen is het veel gemakkelijker om ertoe te zetten.
Van moedeloos niksdoen voel je je na een week niet goed. Het is niet dat ik nu de energie voel om de hele wereld op mijn schouders te nemen, integendeel. Met angst en beven ga ik het volgende avontuur aan, wanneer er weer van bovenaf wordt opgelegd wat wanneer klaar moet zijn. En toch, zo halverwege de week, heb ik door diezelfde verplichtingen heel even het gevoel, dat ik het allemaal wel aankan. Gewoon, omdat als het moet, het er waarschijnlijk toe doet, en dat voelt, eenmaal gedaan, best goed.