Voorinvesteringen, een recept voor mislukking

De basisbeursmiljoenen kwamen pas vanaf 2018 stukje bij beetje vrij. Daarom moesten hogescholen en universiteiten vanaf 2015 zelf alvast honderden miljoenen in hun onderwijs steken. Waarom hebben studenten daar zo weinig van gemerkt?

Najaar 2020. In de rij voor de ingang van de universiteitsbibliotheek in de Groningse binnenstad staan studenten, netjes op anderhalve meter afstand van elkaar. De sliert wordt snel langer, slingert de Broerstraat uit en gaat verder in de Oude Kijk in ’t Jatstraat. De bibliotheek is populair, in 2017 mooi gerenoveerd en beschikt nu over 2200 studieplekken.
‘Studenten waren best blij met die renovatie’, vertelt Jasper Been, die vanaf de trappen van het Academiegebouw naar de bibliotheek aan de overkant staat te kijken.
‘Het gebouw stamt uit de jaren tachtig en was verouderd. En ook wel een beetje verloederd. Er waren bovendien veel te weinig studieplekken. Het was elke tentamenperiode vechten om een plaatsje.’

basisbeurs leenstelsel
DAG-voorzitter Jasper Been: ‘De RUG trok geen cent extra uit voor de gedupeerde studenten.’

RUG trok geen cent méér uit
De opknapbeurt kwam dus als geroepen. Niks mis mee, stelt Been, maar over de financiering van die verbouwing heeft het bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen misleidende informatie gegeven. Dat heeft de Democratische Academie Groningen (DAG), de studentenbeweging die hij in 2017 met een aantal gelijkgestemde studenten oprichtte, aangetoond.
De universiteit beweert dat er dertien miljoen euro extra is vrijgemaakt om het aantal studieplekken in de bibliotheek uit te breiden. Het was een tegemoetkoming aan de studenten die het vanaf 2015 zonder basisbeurs moesten stellen. Maar, zegt Been, de RUG heeft geen cent extra uitgetrokken voor de eerste generatie leenstelselstudenten. Dat blijkt uit het onderzoek van Been en zijn DAG-collega’s Bram Omvlee en Hidde Luchtenbelt.

Leenstelsel is géén botte bezuiniging
Sinds 2015 moeten studenten zich flink in de schulden steken als hun ouders niet kunnen bijdragen aan de studiekosten. Maar, zo beloofde onderwijsminister Jet Bussemaker (PvdA) in 2015 in haar Strategische Agenda De Waarde(n) van Weten, ze zullen beter onderwijs krijgen dan hun voorgangers die nog wel een basisbeurs kregen. De honderden miljoenen die vrijkomen door het wegbezuinigen van de basisbeurs zullen worden teruggepompt in het hoger onderwijs.
Universiteiten en hogescholen kunnen met dat geld vierduizend extra docenten, tutoren en studiebegeleiders aanstellen. Daardoor wordt het onderwijs kleinschaliger en intensiever: minder grote hoorcolleges, meer werkcolleges, meer individuele feedback en persoonlijke begeleiding. De introductie van het leenstelsel is dus geen botte bezuiniging, betoogde Bussemaker, maar een kwaliteitsimpuls.

Grote reserves
Er was één probleempje: de basisbeursmiljoenen zouden pas vanaf 2018 stukje bij beetje vrijkomen. Daardoor zou de eerste generatie leenstelselstudenten niet kunnen profiteren van de kwaliteitsimpuls. Daarom spraken universiteiten en hogescholen met de minister af dat zij van 2015 tot 2017 alvast 600 miljoen euro uit eigen zak zouden investeren in het onderwijs. (Dat geld was er: in 2012, 2013 en 2014 hielden universiteiten en hogescholen in totaal bijna 700 miljoen euro over.)

basisbeurs leenstelsel
Avans-voorzitter Paul Rüpp: ‘Je kunt helemaal geen onderwijsverbeterende maatregelen nemen waarvan de resultaten morgen al zichtbaar zijn.’

Die 600 miljoen euro extra lijkt erg veel, maar het komt neer op 280 euro per student per jaar, een fractie van het bedrag dat de leenstelselstudenten mislopen.
In 2015 ontvingen thuiswonende studenten een basisbeurs van 1233,24 euro, uitwonende studenten kregen 3433,80 euro. Maar ondanks de bescheiden omvang van die voorinvesteringen zouden de eerste leenstelselstudenten profiteren van zichtbare onderwijsverbeteringen, garandeerde de minister.

Pijn in de Tweede Kamer
‘Een waanidee van de politiek’, foetert Paul Rüpp vijf jaar later. De bestuursvoorzitter van Avans Hogeschool vertolkt een opvatting die breed leeft onder bestuurders van universiteiten en hogescholen. De toezegging om 600 miljoen vrij te maken was nodig om de Tweede Kamer over de streep te trekken en zo de vrijkomende basisbeursmiljoenen veilig te stellen voor het hoger onderwijs.
‘De minister eiste gewoon dat wij haar beloften aan studenten zouden voorfinancieren’, stelt Rüpp.
De bestuursvoorzitter kan zich de politieke stemming nog goed herinneren.
‘Het afschaffen van de basisbeurs deed natuurlijk pijn in de Kamer, want o jee, o jee, die studenten gaan straks weer stemmen. Die moeten we op de één of andere manier compenseren.’ De voorinvesteringen moesten daarom ‘morgen al zichtbare resultaten hebben, zodat studenten die hun basisbeurs kwijtraakten direct zouden merken dat de kwaliteit van het onderwijs verbeterde’, vervolgt Rüpp. ‘Praktisch onuitvoerbaar, want onderwijsverbeteringen realiseer je niet van de één op de andere dag.’

Docenten van straat plukken
Dat minister Bussemaker in haar strategisch plan ook nog voorrekende dat hogescholen en universiteiten met de basisbeursmiljoenen vierduizend extra docenten extra konden aanstellen, schoot bij bestuurders helemaal in het verkeerde keelgat.
‘Nieuwe docenten pluk je niet zomaar van straat. Je moet een plan hebben, moet weten waar je die extra docenten inzet, hoe je ze gaat opleiden. Zo’n plan opstellen kost de nodige tijd.’

Geen harde afspraken
De verenigingen van universiteiten en hogescholen probeerden de schade te beperken door de toezeggingen over de voorinvesteringen zo vaag mogelijk te formuleren. Ze wilden in ieder geval voorkomen dat er harde afspraken over het aanstellen van extra docenten of het opvoeren van het aantal contacturen zouden komen waarop individuele instellingen afgerekend konden worden.
De Vereniging van Universiteiten (VSNU) sprak van investeren in ‘nog hoogwaardiger, intensiever onderwijs en voorzieningen die passen bij een internationaal concurrerend hoger onderwijs’. De Vereniging van Hogescholen (VH) beloofde ‘nog betere begeleiding van studenten, meer docenten en een optimale infrastructuur’. Het geld zou volgens de VH uit de reserves van de hogescholen moeten komen, de VSNU vond dat universiteiten daarnaast geld vrij konden maken door ‘herschikkingen binnen hun begroting’.

Het moderniseren van de infrastructuur
De Rijksuniversiteit Groningen heeft naar eigen zeggen in totaal achttien miljoen euro uitgetrokken voor de voorinvesteringen, wat neerkomt op 207 euro per student per jaar. Daarvan was vijf miljoen bestemd voor het ontwikkelen van nieuwe mastertrajecten, waarvoor oorspronkelijk dertig miljoen euro was begroot. Dankzij de voorinvesteringen zou het budget zijn opgehoogd naar 35 miljoen euro, beweert het universiteitsbestuur.
De rest van het geld zou naar de vernieuwing van de universiteitsbibliotheek zijn gegaan. Niet een investering waar je het eerst aan denkt als het om het verbeteren van het onderwijs gaat. Maar de kwaliteit van de leeromgeving heeft invloed op de leerresultaten, daarom rekenden universiteiten en hogescholen ‘het moderniseren van de infrastructuur’ ook tot de zichtbare onderwijsverbeteringen.

Oude wijn in nieuwe zakken
Jasper Been zat in het studiejaar 2017/18 namens DAG in de universiteitsraad en had daardoor toegang tot alle beleidsstukken over voorinvesteringen. Hij ploegde alle documenten uit de periode 2014/15 door en ontdekte dat de RUG al in maart 2014 35 miljoen euro uittrok voor het ontwikkelen van nieuwe mastertrajecten. Dat was maanden voordat er landelijke afspraken over voorinvesteringen werden gemaakt. Het renovatieplan voor de universiteitsbibliotheek – inclusief de 2.200 te realiseren studieplekken – was zelfs al in januari 2014 vastgesteld.
De RUG presenteerde oude plannen als nieuwe voorinvesteringen, concluderen de DAG-onderzoekers in hun webpublicatie Hoe de RUG haar belofte brak en jij geen beter onderwijs kreeg. Voor de eerste lichting leenstelselstudenten heeft de universiteit niks extra’s gedaan.

Het mocht van de minister
Jasper Been confronteerde het college van bestuur in de universiteitsraad van maart 2018 met deze bevindingen.
‘En dat mocht! Dat mocht ook van de minister’, riep de Groningse bestuursvoorzitter Sibrand Poppema. Tijdens een mondeling overleg met de Vereniging van Universiteiten, waarvan Poppema vicevoorzitter was, heeft minister Bussemaker volgens hem gezegd dat al geplande uitgaven ook voorinvesteringen genoemd mochten worden.
‘U mag ook dingen die u al doet die leiden tot verbetering van het onderwijs meetellen. U mag gebouwen meetellen, u mag van alles en nog wat’, heeft de minister volgens hem gezegd. ‘Ik weet nog heel goed dat we in de vergadering zaten en zeiden: nou als dat het is, kunnen wij wel akkoord gaan met die voorinvesteringen.’

Zorgen over riante reserves
Andere universiteiten hanteerden net zulke ruime definities van voorinvesteringen. De Universiteit Twente telde in 2015 een uitgave van 1,3 miljoen euro voor het nieuwe Designlab mee als voorinvestering, terwijl dat laboratorium al in 2014 door minister Bussemaker was geopend. In Wageningen ging er – op verzoek van studenten – vijf miljoen euro naar een sporthal die ook als examenhal gebruikt kan worden. En volgens de VU was de 27 miljoen euro die in het nieuwe bèta-gebouw werd gestoken een voorinvestering, terwijl dat gebouw pas in februari vorig jaar de deuren opende. De eerste leenstelselstudenten hadden toen hun bachelordiploma al lang op zak.
Hoewel de universiteiten en hogescholen niet echt krap bij kas zaten wilden ze ook niets vastleggen over de hoogte van de voorinvesteringen van individuele instellingen. De vrees om afgerekend te worden op die beloften was hier de leidraad.

Minister Bussemaker: stop met prestigieuze bouwprojecten en geef het geld uit aan onderwijs

Minister Bussemaker maakte zich zorgen over de riante reserves. Door het oppotten waren de eigen vermogens in het hbo in de jaren 2009-2014 toegenomen van 1,1 naar 1,7 miljard euro, in het wo groeiden ze van 2,8 naar 3,4 miljard euro. Bussemaker vreesde dat de politieke steun voor het terugsluizen van de basisbeursmiljoenen naar het hoger onderwijs zou verkruimelen als het oppotten niet zou stoppen. Tijdens besloten bijeenkomsten met bestuurders en toezichthouders drukte ze hen op het hart te minderen met geld reserveren voor prestigieuze nieuwbouw en meer uit te geven aan het onderwijs. Zet de opgebouwde reserves in als voorinvesteringen, was haar boodschap.

UvA-studenten komen er bekaaid af
Op het eerste gezicht hebben de dertien universiteiten en twaalf grote hogescholen die we hebben onderzocht gehoor gegeven aan die oproep. Volgens hun jaarverslagen hebben de 25 instellingen die door ons zijn onderzocht, samen 642 miljoen euro uitgetrokken voor de voorinvesteringen. Gemiddeld trokken ze 343 euro per student uit, bijna 60 euro meer dan beloofd.

De variatie in voorinvesteringsbedragen is onverklaarbaar groot. De Vrije Universiteit was met 1.132 euro per student per jaar verreweg de gulste universiteit, bij de Universiteit van Amsterdam kwamen studenten er met een kwaliteitsimpuls van 109 euro per student het bekaaidst af. Bij de hogescholen gaat Avans aan kop met 850 euro per student per jaar en is de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) met 85 euro per student de hekkensluiter.
Die grote verschillen zijn niet te danken aan de hoogte van de reserves. De Hogeschool van Amsterdam staat qua vermogenspositie al tientallen jaren onderaan de ranglijst, maar heeft naar eigen zeggen wel 78,7 miljoen euro vrijgemaakt als voorinvestering, wat neerkomt op 570 euro per student per jaar.

Diepe zakken, kleine investeringen
Hoewel de Rijksuniversiteit Groningen eind 2014 de beste vermogenspositie had en de diepste zakken – van 2012 tot 2014 bleef er bij de RUG in totaal 73 miljoen euro over – trok het college van bestuur zoals eerder aangegeven slechts achttien miljoen euro uit voor het verbeteren van het onderwijs voor de leenstelselstudenten, 207 euro per student per jaar.
In hun jaarverslagen leggen universiteiten en hogescholen – op een enkele uitzondering na – niet uit hoe ze aan die voorinvesteringsbedragen zijn gekomen. De miljoenen lijken nogal willekeurig gekozen en veranderen soms ook in de loop van de jaren. De Universiteit van Amsterdam vindt bijvoorbeeld in 2015 dat er geen geld is voor voorinvesteringen. De prioriteit ligt bij het in dienst houden van personeel bij de krimpende faculteit geesteswetenschappen. Maar een jaar later duikt er ineens toch een voorinvestering van 4,4 miljoen euro op die in 2015 zou zijn gedaan.

Zijn universiteiten en hogescholen hun beloftes nagekomen?
In de jaarverslagen van de HAN komt het woord voorinvestering niet eens voor. Na lang zoeken blijkt dat de hogeschool 8,6 miljoen euro voor Student Performance Coaching uit de voorinvesteringen heeft betaald.
De Algemene Rekenkamer die onderzocht of universiteiten en hogescholen hun beloften zijn nagekomen, kwam in 2018 tot de conclusie dat het niet waarschijnlijk is dat de hogescholen en universiteiten de beloofde 600 miljoen euro extra hebben geïnvesteerd. Slechts één derde van de 860 miljoen die de universiteiten en hogescholen in bij de Rekenkamer opvoerden als voorinvestering, voldeed volgens de onderzoekers aan de oorspronkelijke bedoeling. Van de 280 miljoen euro konden de onderzoekers vaststellen dat het echt om extra uitgaven ging die ten goede zijn gekomen aan studenten die van 2015 tot 2017 zonder basisbeurs aan hun studie begonnen.
Dertig procent van de opgevoerde voorinvesteringen voldeed volgens de Rekenkamer niet aan deze criteria en van de rest (330 miljoen) is niet goed na te gaan waar het geld vandaan kwam en waaraan het is uitgegeven

De onredelijke Rekenkamer
Universiteiten en hogescholen reageerden furieus. De Algemene Rekenkamer zou een eigen definitie hanteren die niet strookt met de afspraken die met de minister zijn gemaakt en daardoor veel voorinvesteringen ten onrechte hebben afgekeurd. Of de Rekenkameronderzoekers inderdaad onredelijk te werk zijn gegaan is niet na te gaan omdat de deelrapporten over de individuele instellingen tot op de dag van vandaag vertrouwelijk zijn en leden van medezeggenschapsraden die de rapporten mochten inzien, geheimhoudingsplicht hebben.

De reserves groeiden
Uit ons onderzoek blijkt dat het in ieder geval niet aannemelijk is dat universiteiten hun reserves hebben aangesproken om voorinvesteringen te doen. Van 2015 tot 2017 hielden ze samen 303 miljoen euro over. De reserves slonken dus niet, maar groeiden.
Hogescholen namen de aanmoedigingen van minister Bussemaker om hun reserves in te zetten voor de verbetering van het onderwijs serieuzer. In het najaar van 2014, toen ze beseften dat er aan het eind van het boekjaar weer tientallen miljoenen op de plank zouden blijven liggen, kondigden enkele grote hogescholen aan dat ze hun opgepotte miljoenen gingen gebruiken om honderden extra docenten aan te stellen.

Kijkje achter de schermen
Dat is te zien aan de financiële resultaten. De twaalf grote hogescholen die wij onderzochten doken van 2015 tot 2017 flink in de rode cijfers. In 2016 sloten ze alle twaalf het boekjaar af met een tekort. Samen teerden ze in drie jaar 84 miljoen euro in op hun reserves. Dat hogescholen hun reserves aanspraken, constateerde de Algemene Rekenkamer ook al. Om erachter te komen waarom de eerste leenstelselstudenten vaak weinig hebben gemerkt van die financiële injectie, moet je een kijkje achter de schermen nemen.
Neem de Haagse Hogeschool. Collegevoorzitter Leonard Geluk kondigt in februari 2016 in een interview met AD/Haagsche Courant aan dat de hogeschool de komende vier jaar veertig miljoen euro zal investeren in het aantrekken van honderd nieuwe docenten. Daarvoor spreekt de hogeschool de reserves aan: voor 2016 is een tekort van zes miljoen euro begroot. Het levert de hogeschool complimenten op van minister Bussemaker. De Haagse Hogeschool geeft volgens haar het goede voorbeeld: investeren in docenten in plaats van groei van het aantal studenten.

Flinke averij op de Haagse Hogeschool
Dankzij de nieuwe docenten wordt het onderwijs kleinschaliger en zullen studenten meer aandacht krijgen, vertelt Geluk aan de AD-verslaggevers. Dat is hard nodig om het bedroevend lage studierendement te verbeteren. Gemiddeld heeft maar 45 procent van de Haagse studenten na vijf jaar studeren een diploma op zak. Onder studenten met een migratie-achtergrond is dat zelfs slechts veertig procent. Intern benadrukken de bestuurders dat de financiële injectie een middel is om de werkdruk van docenten te verminderen.

gelden basisbeurs leenstelsel
Mathieu Hemelaar, ex-voorzitter medezeggenschapsraad van de Haagse Hogeschool: ‘De net aangenomen docenten moesten het veld ruimen. De hogeschool was financieel out of control.’

Een jaar later loopt het kwaliteit & werkdruk-beleid – zoals de voorinvesteringen op de Haagse Hogeschool worden genoemd – flinke averij op als blijkt dat het tekort in 2016 niet op zes miljoen is uitgekomen, maar op 11,3 miljoen euro. Vlak voor de zomervakantie besluit het college van bestuur daarom alle 350 tijdelijke contracten voorlopig niet te verlengen.
‘Daardoor moesten net aangenomen nieuwe docenten het veld ruimen,’ stelt Mathieu Heemelaar, toenmalige voorzitter van de Hogeschoolraad. Terwijl de financiële problemen niet aan de voorinvesteringen waren te wijten. ‘De hogeschool was financieel out of control’, zegt Heemelaar over 2017, ‘alle faculteiten gingen fors over hun budget heen.’

Grotere klassen, minder contacttijd, meer werkdruk
Van het intensiveren van het onderwijs en het verlagen van de werkdruk is niets terecht gekomen, constateert Heemelaars opvolger Arend Noordam in 2019 in een evaluatie van het kwaliteit & werkdruk-beleid.
‘Studenten in de medezeggenschapsraden geven aan dat de klassen eerder groter dan kleiner worden en dat de contacttijd omlaag gaat’, meldt de raadsvoorzitter in de rapportage. De werkdruk is in 2018 verder opgelopen. Dat blijkt uit het medewerkerstevredenheidsonderzoek en ook aan studenten gaat dat niet voorbij. ‘Docenten hebben soms onvoldoende tijd om feedback te geven en hebben geen tijd om toetsen op tijd te beoordelen.’
Dat is niet zo gek, vindt Heemelaar. ‘Die veertig miljoen euro is wel geïnvesteerd, alleen is het geld niet-geoormerkt doorgeschoven naar de faculteiten. Daardoor kon het aan andere zaken worden uitgegeven.’
‘Wij wilden dat er concrete plannen zouden komen om de begeleiding van de studenten te verbeteren en de groepsgrootte te verkleinen’, zegt Heemelaars opvolger Noordam, ‘maar het college van bestuur vond dat de faculteiten de middelen het beste zouden weten in te zetten. Dat zorgde voor flinke aanvaringen met het college van bestuur. We hebben begrotingen afgekeurd. Het heeft voor jaren strijd gezorgd.’

Er is iets zinnigs mee gedaan, maar wat?
‘De faculteitsdirecteuren wilden gewoon een groter budget om de gaten in hun begroting te dichten’, stelt Heemelaar.
‘Die honderd docenten zijn er ook niet gekomen, dat kun je aan de personeelsaantallen zien. Die belofte is dus niet waargemaakt. Het komt er gewoon op neer dat de faculteiten er een paar miljoen bij hebben gekregen en daar zullen zeker zinnige dingen mee zijn gedaan. Maar wat precies is niet te achterhalen. En dat heeft de Algemene Rekenkamer ook geconstateerd.’
In de jaarverslagen duiken inderdaad alleen de extra financiële middelen op die de Haagse Hogeschool ‘beschikbaar heeft gesteld aan de faculteiten om de kwaliteit van het onderwijs op een hoger niveau te brengen en de werkdruk te verminderen’: vijf miljoen euro in 2015, tien miljoen in 2016 en elf miljoen in 2017. Over de besteding van die middelen is niets terug te vinden.

Bestuur van de Haagse Hogeschool: ‘Rapportages aan de Rekenkamer zijn vertrouwelijk’

‘Treurig’, vindt Heemelaar. ‘Wij hebben aangedrongen op oormerken omdat je je anders niet kunt verantwoorden. Je moet ook aan studenten duidelijk kunnen maken wat er met het geld van de basisbeurs gebeurt.’

Op ons verzoek om meer helderheid te geven door ons de opgaven die aan de Vereniging Hogescholen en de Algemene Rekenkamer zijn gedaan te sturen, antwoordde de Haagse Hogeschool dat vooraf is afgesproken dat de VH alleen op landelijke niveau rapporteert over de voorinvesteringen en dat de instellingsrapportage van de Rekenkamer vertrouwelijk is. We zullen het moeten doen met openbare jaarverslagen. Die geven studenten van de Haagse Hogeschool geen inzicht in wat er met het geld van de basisbeurs is gebeurd.

Meer handen in de Brabantse klas
Avans Hogeschool ging niet mee in de trend om reserves aan te spreken voor het aanstellen van extra docenten, ook al was de financiële positie in 2014 riant. De Brabantse hogeschool hield van 2009 tot 2014 meer dan honderd miljoen euro over.
Begin 2015, als duidelijk wordt dat er in 2014 een nieuw recordbedrag van 27 miljoen euro (elf procent van de totale inkomsten) is overgebleven, wordt het de centrale medezeggenschapsraad te gortig. De raad vindt dat er snel meer geld naar het onderwijs moet. Studenten willen meer persoonlijk contact met docenten en vragen om het verhogen van het aantal contacturen. Docenten vinden de werkdruk te hoog en denken aan ‘meer handen in de klas’. Maar het college van bestuur is niet bereid om ‘zomaar extra docenten aan te stellen’. Van meer docenten wordt het onderwijs niet automatisch beter. Er moet eerst een onderbouwd plan komen, waarover de medezeggenschapsraad uiteraard meepraat.

Onderwijsgebouw in Den Bosch
Eind 2015 zijn het college van bestuur en de raad eruit. Docenten worden vijf procent van hun tijd (tachtig uur per jaar, ofwel twee uur per week) vrij geroosterd. Die tijd kunnen ze naar eigen inzicht besteden aan meer contact met hun studenten. Dat is niet vrijblijvend, de docenten moeten die activiteiten verantwoorden. Door de maatregel, die vijf tot zes miljoen euro per jaar kost, kan Avans zestig tot zeventig extra docenten aantrekken.
De vijf-procentsregeling is maar één van de maatregelen die Avans nam in het kader van de voorinvesteringen. De hogeschool verhoogde daarnaast het bedrag dat de academies per student krijgen, waardoor de academies meer ruimte kregen voor curriculumvernieuwing. Daarnaast investeerde Avans fors in de professionalisering van docenten. Ook besteedde de hogeschool miljoenen aan de verbouw een onderwijsgebouw in Den Bosch en het opzetten van nieuwe, tweejarige opleidingen. In totaal maakte Avans 74,4 miljoen euro vrij voor voorinvesteringen. Waaraan dat geld is uitgegeven, is duidelijk. Bij Avans hebben de academies veel financiële vrijheid, maar ze moeten wel laten zien dat het geld aan de vooraf afgesproken doelen is besteed. De accountant controleert dat.

Avans-voorzitter Paul Rüpp hanteert eigen definitie
Avans reageerde positief op ons verzoek om helderheid te geven over de informatie over de voorinvesteringen die aan de Vereniging Hogescholen en de Algemene Rekenkamer is versterkt, maar wilde alleen een mondelinge toelichting geven. Pas in een tweede gesprek wordt duidelijk dat de Rekenkamer maar twintig procent van de 74,4 miljoen euro die Avans heeft opgegeven, heeft aangemerkt als echte voorinvesteringen en slechts vijftien procent als mogelijke voorinvestering.
Rüpp is het absoluut oneens met het oordeel van de Rekenkamer.
‘Wij hebben veel geld uitgetrokken voor het opzetten van twee Associate Degree-colleges. Ja, dat waren we al van plan, maar we hebben het traject versneld met het geld uit de voorinvesteringen. Dat heeft de Algemene Rekenkamer niet goed gevonden.’

Avans-voorzitter Paul Rüpp: ‘De Rekenkamer hanteert een onzinnige maatstaf’

De reden die de Rekenkamer daarvoor gaf is dat de studenten die in 2015 zonder basisbeurs zijn gaan studeren, niet van de investeringen hebben kunnen profiteren.  ‘Dat is een onzinnige maatstaf’, vindt Rüpp, ‘want je kunt nauwelijks nieuwe investeringen in onderwijs bedenken die meteen rendement opleveren.’
Hoe dan ook is Rüpp goed te spreken over de inspanningen van Avans. Volgens de bestuursvoorzitter heeft Avans, zelfs als je de tachtig procent die de Rekenkamer afkeurde buiten beschouwing laat, méér uitgetrokken dan op grond van de afspraken nodig was. Volgens Rüpps eigen definitie gaat het om nog veel meer miljoenen.
‘Bovenop de basisbeursmiddelen die sinds 2018 vrijkomen, leggen we ook weer eigen geld, waardoor de totale voorfinanciering op bijna het dubbele uitkomen van wat we in 2014 hebben beloofd.’


Tekst: Yvonne van der Meent
(met medewerking van Altan Erdogan, Laura ter Steege en Henk Strikkers)
Illustratie: Rueben Millenaar

Dit verhaal is het vierde deel van een serie onderzoeksverhalen die mede mogelijk is gemaakt door het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en verschillende redacties bij hogescholen en universiteiten in Nederland.

Lees aanstaande vrijdag 12 februari op onze site: ‘Hoe de basisbeursgelden door de studentengroei verdampten.’

Over dit onderzoek
Voor dit onderzoek hebben we de voorinvesteringen van dertien universiteiten en twaalf hogescholen in kaart gebracht: de universiteiten die bij de VSNU zijn aangesloten met uitzondering van de Open Universiteit, en de twaalf grootste hogescholen van 2014. We hebben de jaarverslagen van 2015 tot en met 2019 van deze 25 instellingen uitgeplozen en de Kwaliteitsplannen – voor zover goedgekeurd en openbaar – erop nageslagen. De data over het aantal ingeschreven studenten en het aantal docenten hebben we opgevraagd bij de VSNU en de VH, de financiële data zijn afkomstig van DUO. Omdat de Vereniging Hogescholen in tegenstelling tot de Vereniging van Universiteiten geen informatie heeft verstrekt over de voorinvesteringen van individuele hogescholen, hebben wij de twaalf onderzochte hogescholen verzocht de opgave die ze aan de VH hebben gedaan – en ook aan de Algemene Rekenkamer hebben verstrekt – met ons te delen. Geen van de hogescholen heeft gehoor gegeven aan dit informatieverzoek, drie instellingen wilden wel een mondelinge toelichting geven.