Warm welkom.

De afgelopen week ben ik maar met één ding bezig geweest: wat voor eten ga ik voor ze maken? Een oer-Hollandse stamppot, een royale rijsttafel, of toch misschien gewoon een patatje en een warm stukkie vlees van de cafetaria? Op Facebook kwam een bericht voorbij van het burgerinitiatief Groningen Verwelkomt. In het berichtje stond een oproep voor een zogeheten Eat&Meet. Op dit moment krijgen vluchtelingen elke dag een karige en erg onsmakelijke magnetronmaaltijd voorgeschoteld. (Blijkbaar beschikken de opvangcentra over een onwaarschijnlijk groot aantal magnetrons.)
Het voorstel van de stichting was dat wij, de Groningers, ons huis voor enkele uren zouden openstellen voor deze arme zielen, om ze vervolgens te voorzien van een warme maaltijd, en hen een klein inkijkje in onze levens te geven. Toen ik deze oproep las, fantaseerde ik over de verhalen die ik zou horen uit de verre landen.

Ik was voornemens om onze karamelkleurige gasten omver te blazen met een gastronomisch hoogstandje

Ik kreeg een kans om direct contact te maken met de hedendaagse wereldproblematiek, een kans om de context rondom de oorlogslanden en de vluchtelingenstroom te kunnen duiden. Misschien zelfs een kans om een paar mensen daadwerkelijk een leuke avond te bezorgen.
Na een kort overleg met mijn huisgenoten hebben we ons gezamenlijk aangemeld. In de dagen daarna heb ik drie kookboeken van voor- naar achteren doorgepluisd, ruim twee dagen 24Kitchen gekeken, en bijna het geheim achter umami ontrafelt. Ik was voornemens om onze karamelkleurige gasten omver te blazen met een gastronomisch hoogstandje, om vervolgens met z’n allen tevree met een sigaretje tussen de kaken eens een stevig gesprek te voeren. Of we konden samen het achtuurjournaal bekijken met een kommetje vlaflip op schoot.

Ze zouden zich hebben herinnerd hoe ze hadden staan schreeuwen tegen de grenspolitie van Hongarije, maar ook hoe een arm oud vrouwtje ze zelfgemaakte soep aanbood

‘Kijk jongens, dit is hoe Nederland jullie ziet. Maar we zijn niet allemaal van die gekkies. Nee, wij vinden Wilders niet politicus van het jaar, hoor. Ja, precies, dat is ook wel een hele onzinnige prijs, hè.’
Onze huiskamer zou voor één avond de plek worden waar onze levens zich kruisten. Ze zouden vertellen over hoe moeilijk de reis was, wat ze allemaal hadden opgeofferd en wat ze allemaal hadden moeten doorstaan. Maar we zouden het ook over de betere dagen hebben. Over de momenten dat ze er weer aan herinnerd werden dat ze mens zijn. Dat ze hadden staan schreeuwen tegen de grenspolitie van Hongarije, maar dat een oud vrouwtje die vlakbij in een schamel huisje woonde een grote pan soep met brood voor ze had gemaakt. Na die stevige scheldpartij zaten ze daar dan, schoenen uit, petjes af, in rijen aan een lange tafel in de tuin van het oude vrouwtje soep te lepelen. Of ze zouden vertellen over die gekke neef die het was gelukt om in de kofferbak van een rijke zakenman de grensovergang bij Calais over te steken.
Maar het meest van alles was ik toch benieuwd naar hoe ze ons zouden zien. Hoe ik en mijn huisgenoten hier zorgeloos op de bank zitten kletsen over wilde stapverhalen en vervelende docenten. Geen vuiltje aan de lucht. Ik wou de wereld door hun ogen zien. De wilde fantasieën werden gisteren ruw beëindigd toen mijn huisgenoot een mail kreeg waarin stond dat we niet geselecteerd waren. Te veel aanmeldingen.
De afstand tussen Geldermalsen en Groningen bedraagt 220 kilometer, en hemelsbreed is het nog minder ver.