Wervelend Westerbroek.

Verveling is een merkwaardig iets. Een oneindige desinteresse in welke maar te bedenken activiteit als gevolg van een gebrek aan prikkels en een overschot aan vrije tijd. Op een kwade dag in augustus nam de verveling me in een houdgreep. Wetende dat we ons niet moesten overgeven en gaan zwelgen in lusteloosheid ondernamen een vriend en ik een reis naar Westerbroek. Westerbroek, een plaatsje waar ik nog nooit van had gehoord, ligt verbazingwekkend dicht bij Groningen. Een busrit van pakweg twintig minuten bleek voldoende om dit godvergeten oord te bereiken. Reden voor ons bezoek was de wekelijkse vlooienmarkt. Wat is immers een betere manier van verveling bestrijden dan struinen tussen kraampjes met spullen? O, de naïviteit…

Een penetrante mix van mufheid, shag en gehaktballen drong onze neusgaten binnen

Terwijl het zweet zich gretig een weg over onze voorhoofden baande, gingen we op zoek. De roemruchte expohallen van Westerbroek hielden het midden tussen een megastal en een aan lager wal geraakte scheepswerf. Binnen werden we verwelkomd door een sjofel gezelschap van zestigplussers. Een penetrante geur, een mix van mufheid, shag en gehaktballen, drong onze neusgaten binnen. Een medewerker verzekerde ons dat we wel ‘twee hele loodsen van spullen’ te bekijken hadden. De man loog niet. Zover het oog reikte, lag de waar uitgestald. En wat voor waar. Een volledige bazaar met kitscherige prullaria, dat per vierkante meter lelijker werd, een regelrechte aanval op onze netvliezen. Alles in mij schreeuwde om naar huis te gaan, maar de bus zou pas over een uur arriveren.

Ik moest toch íets kunnen vinden, ik zou al blij zijn met een pak tweedehands koffiefilters

We zaten zo ver in deze ellende, dat de enige optie leek om door te gaan. Wanneer je tot je nek in de stront zit, moet je de kop niet laten hangen, luidt de eeuwenoude Drentse volkswijsheid die van mijn brein bezit nam. Vastberaden om iets van waarde te vinden, waadde ik door de vierkante meters rommel heen. Per kraampje raakte ik verder van de realiteit verwijderd. Er moest toch iets zijn wat me kon bekoren? Het is verbazingwekkend hoe vaak je je grenzen kunt verleggen. Mijn standaard was inmiddels zo laag dat ik zelfs tevreden zou zijn met een pak tweedehands koffiefilters.

Zelfs de vondst van 40.000 kilo coke en 300 hoeren zou Westerbroek niet wakker schudden

Ik weet niet hoeveel nep-porseleinen schaaltjes en creepy kinderpoppen ik heb gezien voordat ik weer helder in mijn hoofd werd. Ik realiseerde me dat Westerbroek zich op een punt bevond waarop zelfs een vondst van veertigduizend kilo cocaïne en driehonderd hoeren het dorp niet zou wakker schudden. Westerbroek was een levend museum van zijn eigen verleden, gevuld met spullen die de belichaming waren van vergankelijkheid. Langzaam bewoog ik mij de ingang, waar de medewerker zich nog steeds ophield. Hij leek enigszins verbaasd dat ik met lege handen terugkwam en vroeg of ik niks had kunnen vinden. ‘Nee,’ loog ik. Datgene wat ik gevonden had, hield ik voor mezelf. Namelijk de les dat je je absoluut beter kunt vervelen in Groningen.