Wie waakt er over de winkelwagentjes?

Het is eigenlijk belachelijk hoeveel van mijn vrienden zeggen dat ze me in de stad zagen lopen, de moeite namen om me op de één of andere manier te groeten en daarop een blanco gezicht van me terugkregen.

Alsof ze niet meer dan spoken waren, waar ik dwars doorheen keek. Dat doe ik niet expres. Ik let gewoon niet zo goed op als ik door de stad loop.
Twee grote blauwe karretjes zijn gelukkig wel moeilijk over het hoofd te zien. Anders was ik er vast overheen gevallen, zo onhandig ben ik ook weer wel.

Tuurlijk zien we allemaal overal de random totaal misplaatste fietsen. Toch vielen de grote supermarktkarretjes met hun felblauwe kleur op, zelfs in deze bende.

Bijna niemand had interesse in de karretjes, iedereen liep er vrolijk omheen

Ik vroeg me af wat er moest zijn gebeurd. Hoe komt iemand ertoe een supermarktkar zomaar midden op het pad te gooien? Hoe overkomt zoiets zelfs twee personen op precies dezelfde plek? Geen spoor van nut kon ik in deze daad ontdekken. Geen bewijs van ook maar enig gebruik. Gewoon neergegooid op de stoep, in de veronderstelling dat iemand anders het wagentje zou opruimen misschien? Of het in het water zou gooien, ofzo?

Bijna niemand had interesse in de karretjes. Iedereen liep er vrolijk omheen. Sommige voorbijgangers keken er lichtelijk geïrriteerd naar. Ze moesten zich schamen, leek die blik te zeggen, zo maar daar op straat liggen. Alsof de karretjes daarna op zouden springen en zichzelf terug zouden brengen.

Een heldenverhaal lag voor het oprapen. Ik kon de karren oprapen en terugbrengen naar de rechtmatige eigenaar, ik zou schouderklopjes in ontvangst kunnen nemen en een pluim op m’n hoed.  Ja, daar ging ik voor.

Het zou kunnen lijken alsof ik de karretjes van hun huis had meegenomen

De schok op de gezichten van de mensen toen ik de karretjes terugbracht. In de seconden voordat ik door de deur reed besefte ik dat het zou kunnen lijken alsof ik de karretjes van hun huis had meegenomen. Maar daar liet ik me niet door weerhouden. Schaapachtig vroeg ik een medewerkster of de blauwe monsters van deze winkel waren. De blonde vrouw zei ja en ik reed de karretjes naar een kudde soortgenoten.

Ik sloop stilletjes weg om wat boodschappen te doen. De vrouw kwam achter me aan.
De karretjes verdwenen vaak, zei ze, en maar zelden kwamen ze terug. Leuk om mee te nemen (ugh… te stelen, ugh…), maar terugbrengen… dat was te veel werk. Mensen namen de moeite niet ze terug te zetten, en zeker niet de rondslingerende exemplaren. Je eigen troep opruimen is al niet van deze tijd, dus waarom zou je die van iemand anders opruimen? Totaal onnodig bood ze me bloemen aan. Een beetje verbijsterd nam ik ze aan.

De roze bloembladeren kijken me vrolijk aan, maar ergens was het mooier geweest als ik dat boeket nooit had gekregen. Als mensen niet zomaar andermans spullen hadden meegenomen of zomaar diezelfde spullen op straat hadden gegooid. Als we niet allemaal maar een beetje toekeken. Als we beter op de stad en elkaar zouden letten.
Klinkt het toch een beetje alsof ik mezelf een schouderklopje wil geven, of niet?

Photo by Markus Spiske on Unsplash