Beurs
Op 1 september 2014 schaft het kabinet-Rutte II de studiebeurs af. Het einde van een lange traditie. Naar het schijnt reikte het Koninkrijk der Nederlanden al in het eerste jaar van zijn bestaan, we schrijven 1815, studiebeurzen uit aan zeer begaafde studenten en hen die een krappe eeuw later onvermogende jongelieden van buitengewone aanleg zouden worden genoemd.
Het is wat… Op 1 september 2014 breekt het eerste studiebeursloze tijdperk in de nationale geschiedenis aan.
De opvolger van de studiebeurs heet sociaal leenstelsel. De Landelijke Studentenvakbond (LSVb) is woedend, het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) ziedend. Het regent negatieve reacties op het bericht dat studenten vanaf 2014 zullen moeten lenen om hun studie te betalen.
Maar moeten we daar eigenlijk wel woedend om worden, ziedend? Moeten we ons opmaken voor een soortement Project X op het Malieveld?
Het sociale leenstelsel is nog maar een skelet, niemand weet hoe het er in levenden lijve uit zal zien. Het zou me zelfs niet verbazen als Mark Rutte en Diederik Samsom daar nauwelijks benul van hebben.
Stelsel klinkt niet fijn (dat het woord op Tel Sell lijkt, helpt natuurlijk ook niet). Stelsel ademt rompslomp, maar dat geldt helaas ook voor z’n synoniemen (systeem, structuur, reglement).
Er zit één enge lettergreep in de term sociaal leenstelsel. Leen! Dat wekt huiver. Maar Rutte II zou leenangsten kunnen wegnemen door alle banken te verplichten om de rente op studieleningen vast te stellen op een vast percentage van, ik noem maar wat, één procent.
Rutte II kan ook het predicaat sociaal waarmaken door rekening te houden met de mensen met de grootste leenhuiver, jongelieden van onvermogende komaf. Laat die luitjes gewoon lenen voor het halve tarief.
Door deze simpele ingrepen zou het sociaal leenstelsel al weer aardig lijken op die goeie ouwe studiebeurs uit de tweede helft van de vorige eeuw.
Hajo Frick