Cabin Fever: na één week al bewegende muren
Nick zit op z’n kamer, met z’n kat en de muizenissen in z’n hoofd. Ideale omstandigheden voor diepe gedachten en weidse vergezichten.
Het is crisis. En wie denkt er dan niet gelijk aan die prikkelende scène uit Fight Club waarin Tyler Durden met filosofische wijsheden strooit als waren het pepernoten in december. Fight Club, de opruiende film waarin iedere tiener met wrokgevoelens jegens de wereld denkt een diepere wijsheid te kunnen vinden.
‘Onze Grote Oorlog is een spirituele oorlog… onze Grote Depressie is ons leven’
Zo ook ik, toen ik als zestienjarige de woorden van Brad Pitt (die Tylers rol voor zijn rekening neemt) door mijn dampige puberhok hoorde echoën.
‘Man, ik zie in Fight Club de sterkste en slimste mannen die ooit hebben geleefd. Ik zie al dit potentieel, en ik zie de verspilling. Godverdomme. Een hele generatie verspild aan benzine pompen en tafels bedienen in een restaurant. Slaven met witte boorden. Reclame laat ons jagen op auto’s en kleding, laat ons begeren naar banen die we haten, zodat we dingen kunnen kopen die we niet nodig hebben. We zijn de middelste kinderen van de geschiedenis man. Geen doel, geen plaats. We hebben geen Grote Oorlog. Geen Grote Depressie. Onze Grote Oorlog is een spirituele oorlog… onze Grote Depressie is ons leven.’
Het Grote Doel in óns leven is thuis op de bank zitten
Tyler Durden formuleert hier op sierlijke wijze de zinloosheid van het bestaan. Hij zegt: we hebben geen Great Cause, geen gemeenschappelijk doel waarvoor we met z’n allen kunnen vechten. Geen oorlog die ons samenbrengt, geen crisis zoals die in de jaren dertig. De oplossing die Tyler biedt is elkaar de hersens inslaan, om daar een soort lering uit te trekken. Beter dan thuis op de bank zitten.
Wonderlijk idee: thuis op de bank zitten lijkt nu het Grote Doel van mijn generatie worden. Mijn kat heeft niet door dat het crisis is en weet ook niet hoe anderhalve meter afstand werkt. Gelukkig komt ze weinig buiten, dat biedt troost.
Op anderhalve meter kun je nog prima iemand in z’n gezicht niezen
Zelf teken ik piemels voor volstrekt vreemden in Draw Something, want dat vind ik grappig. Onze Great Cause is ons onder de neus geschoven. Geen oorlog, maar een onzichtbaar kwaad dat moeilijk te peilen is. Naar de supermarkt en dan schuchter met een boogje om de ander heenlopen. Angst, want niemand snapt er een kut van. Op anderhalve meter kun je nog prima iemand in z’n gezicht niezen. Misschien is oogcontact ook wel besmettelijk. Moeten we nu vriendelijk doen, of elkaar opzichtig mijden? Er zijn geen etiquette geschreven voor een dergelijke situatie, dus doen we maar wat.
Mijn onderbuurvrouw was altijd al bang om hoi te zeggen. Nu mijdt ze iedere vorm van contact. Ze rookt op de busbaan, omdat passanten op de stoep binnen haar ring van anderhalve meter kunnen komen. Je weet maar nooit. Ongeluk zit in een klein hoekje.
Hoe het precies werkt moet je mijn niet vragen. We vechten niet in een vochtige kelder zoals Tyler, maar in ruimtes waar de muren inmiddels lijken te bewegen, en dat al na één week isolatie. Ons gevecht is er niet één van vuist tegen kin, maar van mens tegen muur. Mens tegen verveling. Nuttigheidsdwang overheerst.
Isolatie kan leiden tot wantrouwen, slaperigheid of juist slapeloosheid
Thuiszitten is nog nooit zo vervelend geweest. Schijnbaar. Zelf weinig last van, maar het internet barst van voorbeelden waaruit blijkt dat het leven tegenwoordig per dag wordt gemeten. Rond 1900 in Noord-Amerika, ter hoogte van Alaska, ontstond een nieuwe term: Cabin Fever, verwijzend naar de situatie die goudzoekers meemaakten tijdens de winter. Door barre weersomstandigheden was het soms niet mogelijk om de (kleine) hutjes te verlaten waar men zich op dat moment in bevond.
Een korte zoekopdracht op internet leert: ‘Isolatie in een ruimte voor onbepaalde tijd kan er voor zorgen dat een persoon anderen gaat wantrouwen, er kan een gevoel van slaperigheid of juist slapeloosheid optreden. De drang om naar buiten te gaan wordt sterker en sterker, ondanks de soms barre omstandigheden die zich hier voordoen. Cabin Fever is geen ziekte en daarom is er ook geen prognose. Toch kunnen de symptomen er voor zorgen dat men irrationele keuzes maakt die potentieel levensbedreigend kunnen zijn.’
Het einde? Iets met een hakbijl en bloed
Misschien wel het bekendste voorbeeld van dit fenomeen komt uit de 1980 Kubrick-klassieker The Shining, waarin schrijver Jack Torrance de taak op zich neemt om op The Overlook Hotel te passen tijdens de winter. Zijn vrouw en kind gaan zonder protest mee. Zo ging dat toen nog.
Voor wie de film nog moet zien zal ik de uitkomst niet verklappen, maar je kunt wel een gokje wagen met bovenstaande informatie. Iets met een hakbijl en bloed. De hele film staat op Youtube.
Voor nu valt er alleen een hele hoop te leren. Over jezelf, en anderen. Over je huisgenoot die de diepvries volgooit met pizza’s omdat de wereld ten einde komt, over je buren die te bang zijn om hoi te zeggen, of juist aanbieden te helpen met boodschappen doen. Om nog maar een keer Tyler te quoten: Wie laagt valt, zal hoog vliegen.
Foto (fragment): Haley Phelps on Unsplash