Ga naar de inhoud

Collegetour D66 doet de Hanze aan

pechtold1Goed onderwijs is niet alleen de motor van je eigen ontwikkeling, goed onderwijs is de motor van de economie. Onderwijs is voor D66 prioriteit nummer één. ‘Want onderwijs helpt ons uit de crisis’, vindt D66-fractievoorzitter Alexander Pechtold.
D66 trekt de komende maanden door het land. Pechtold en onderwijsvoorlichter Paul van Meenen discussiëren als ‘vrienden van het onderwijs’ op basisscholen, middelbare scholen, roc’s, hogescholen en universiteiten. Op 11 november is doet de collegetour de Hanzehogeschool aan. In de aula van de Van DoorenVeste werden de twee D66-kopstukken welkom geheten door het voltallige College van Bestuur, docenten, medezeggenschapraadsleden en studenten van de Hanze en van de RUG.
‘Uit politiek Den Haag horen we mooie verhalen over onderwijs’, begint Pechtold zijn verhaal. ‘Veel partijen doen beloften over hoge ambities en forse investeringen. Maar zitten ze eenmaal in het kabinet dan is er altijd een excuus.’ Hij vindt dat er veel te weinig geld naar onderwijs gaat en illustreert dat met cijfers. ‘Slechts vijf procent van ons bruto binnenlands product gaat naar onderwijs. Vergelijk dat eens met de 12,5 procent die naar zorg gaat in Nederland. Wetenschap toont aan dat we voor iedere euro die we in het hbo investeren er drie terugkrijgen. Een dag in het gevang kost de maatschappij 247 euro en een kind op de basisschool, onze toekomst, kost slechts 35 euro. In Denemarken wordt per kind 100.000 euro meer geïnvesteerd dan in Nederland. In Nederland geven we meer geld uit aan koeien dan aan kennis. Onderwijs en de groei van Nederland gaan hand in hand, eindigt Pechtold zijn verhaal. ‘We staan nu op de wereld-economieranglijstop de achtste plaats. D66 wil Nederland laten doorstomen naar de eerste plaats.’

van meenenPaul van Meenen heeft 33 jaar in het onderwijs gewerkt. ‘Mijn broer heeft het syndroom van Down, daardoor leer je al jong verantwoordelijk te zijn’, stelt de onderwijsvoorlichter zich voor. Toen ik een jaar of achttien was, wilde ik iets gaan doen wat er toe doet. Ik werd leraar. Wiskunde vond ik een mooi vak. Ik ben begonnen als wiskunde-leraar op het vhbo.’
Toen zijn buurman, Alexander Pechtold, hem vroeg voor de gemeenteraad in Leiden, ging Van Meenen de politiek in en zet zich nu in voor ‘dé onderwijspartij D66’.
Hij vindt dat onderwijs het optimale uit de mens moet halen: van peuters tot postdocs. Het onderwijs moet zich niet alleen focussen op de middelmaat, maar ook op de uitblinkers en kinderen die een extra steuntje kunnen gebruiken.
Ook trekt de D66-woordvoerder van leer tegen het toezicht op scholen. Hij vindt dat er  ruimte en vrijheid nodig is om een goede docent te zijn. Het bureaucratische model dat toeziet op het onderwijs noemt hij georganiseerd wantrouwen. ‘D66 wil de toezichtmachine terugbrengen tot de essentie. Dat het misging in Inholland, waar sommige studenten hun diploma praktisch cadeau kregen, wil niet zeggen dat je het hele toezichtsmodel moet aanscherpen.’ Van Meenen vindt én accreditatiecommissies én een onderwijsinspectie verloren energie. Hij pleit voor een andere manier van toezicht en ziet hierin een taak voor een versterkte medezeggenschap. Van Meenen is ook niet te spreken over het wetenschapsbeleid in Nederland. ‘Sinds Rutte-I is er 700 miljoen minder aan onderzoek uitgegeven.’ Als CvB-voorzitter Henk Pijlman zijn gasten bedankt met een cadeautje, vraagt hij op de valreep aandacht voor toegepast onderzoek dat de vertaalslag maakt van fundamenteel onderzoek naar producten. En hij nodigt de twee D66’ers uit een bezoek te brengen aan het Energy Transition Centre, de proeftuin voor energiesystemen van de toekomst van de Hanzehogeschool.