Cool warmteonderzoek in de Herestraat
Voor de raarste ontdekking van vandaag hoefde docent-onderzoeker Jonathan Tipping niet ver te lopen. De witte ronde zuilen aan de voorgevel van de Van DoorenVeste, waar hij beroepsmatig verblijft, zijn niet warm, maar koel. ‘Het kan door de kleur komen, wit weerkaatst het zonlicht. Maar zo koel als dit… het kan niet het materiaal zelf zijn, denk ik.’
Jonathan heeft een mooie missie. Op warme dagen trekt hij eropuit met een verzameling apparatuur waarmee hij zeer precies de plaatselijke temperatuur meet. ‘Zeven graden! Dat is nu het verschil tussen hier onder het boompje en twee meter verderop in de volle zon. 35 graden is het daar.’ Tipping is één van de onderzoekers van het Instituut voor Architectuur, Bouwkunde & Civiele Techniek van de Hanzehogeschool die na deze zomer informatie over stadstemperatuur willen publiceren. ‘Steden houden de warmte vast. Dat heeft te maken met de gebruikte materialen. Beton, staal, glas, die worden heet. Wij onderzoeken wat we kunnen doen om die effecten tegen te gaan.’
Stadsopwarming heeft ook economische effecten: Hanzestudenten brengen ze in kaart
Minder gretig die materialen gebruiken ligt natuurlijk voor de hand. ‘Dat is natuurlijk niet altijd mogelijk. Dan moet je oplossingen in de omgeving zoeken. Meer schaduw en groen in de omgeving, bijvoorbeeld. Dat is wel duidelijk.’ En water, misschien. Jonathan: ‘Dat dacht ik. Maar dat werkt niet zomaar. Bij de fontein op het Zernikeplein is het superkoel, zou je denken. Maar door al dat steen eromheen is het gewoon net zo warm als in de volle zon.’
Het onderzoek neemt niet alleen natuurkundige verschijnselen onder de loep. Op donderdag 2 juli, naar het zich laat aanzien een warme dag, zullen studenten het winkelend publiek in de binnenstad en de plaatselijke middenstand vragen over winkelgedrag voorleggen. ‘Zo hopen we inzicht in de economische effecten van de stadsopwarming te krijgen.’ En dat kan dus óók reden zijn voor aanpassingen in de stadsinrichting. ‘Wie weet’, zegt Jonathan, ‘maar ons gaat het vooral om hoe warm het waar precies is.’ De apparatuur is er speciaal op ingericht. Aan Jonathans draagbare minimeetinstallatie hangt aan het eind een elektrodraad waaraan een soortement pingpongbal met sensor is vastgeprikt. ‘Het ís een pingpongbal’, zegt de docent-onderzoeker, ‘grijs geverfd. Dat is de beste nabootsing van de wijze waarop de mens warmte ervaart. Bijna honderd procent hetzelfde.’ Hij grinnikt: ‘Op die vondst is iemand gepromoveerd, echt PhD-onderzoek.’