De bel jatten bij Mesacosa
Groningen, vrijdagavond in het Concerthuis. Ik bekijk de onbekenden om me heen om weer een beetje mens te worden na gisteravond. Op mijn handen de resten fluorescerende verf. Tastbaar bewijs van een avond bel-jatten.
Het jatten van De Bel is een jaarlijkse vete die uitgevochten wordt tussen de studentenclubs van twee academies voor lichamelijke opvoeding. De club van de Amsterdamse alo heet Aorta, de Groningse tegenvoeter is Mesacosa. De Bel in kwestie hing donderdagavond als trofee in Mesacosa’s verenigingshuis in de Zwanestraat in Groningen.
Rond kwart over tien in de avond raakten mijn fotograaf en ik op het station verzeild in een grote menigte schreeuwende, dronken studenten. Dit bleek Aorta te zijn, net aangekomen met de trein uit Amsterdam. Driehonderd man sterk. Om elkaar de mond te snoeren, schreeuwden ze SMOELEN! Ze verkeerden met elkaar als een roedel honden die maar op elkaar blijven reageren, zonder duidelijke oorzaak. We raken aan de praat met een meisje dat ons voor een paar biertjes wel twee polsbandjes wil geven. Die zullen we nodig hebben als we mee willen. Dat we Hanze-studenten zijn, houden we voor ons, maar het voelt goed om hier te heulen met de vijand. In het ergste scenario saboteren we de boel en smeren we ’m.
Marmeren mannen
We lopen door de Folkingestraat, terwijl de menigte in een militair ritme luid scandeert. ‘Seks! Seks! Seks, Bier, Seks!’ We roepen mee. Het oerman-gevoel maakt zich in me los. Maar voordat ik hem werkelijk kan ontketenen, heb ik nog een paar biertjes nodig. ‘Wat is het plan?’, roept mijn fotograaf, terwijl hij plaatjes schiet van de menigte. ‘Het plan is’, antwoord ik, ‘de alcohol vinden die we nodig hebben om fatsoenlijk in deze onfatsoenlijke menigte op te gaan. Buy the ticket, take the ride.’ Even later zitten we in de Zwanestraat op een caféterras met vier glazen bier voor ons. That’s the spirit.
De aanvoerders van Aorta klimmen op vuilcontainers en jutten de menigte op. Ze schreeuwen boven het gejoel uit om de regels voor het Bel-jatten nog eens uit te leggen. Een groep jongens ontdoet zich van hun shirts. Ze worden met babyolie bedropen. De studenten van Aorta zijn makkelijk te herkennen, ze zijn drooggetraind, uit marmer gehouwen, lijkt het wel. (De ook aanwezige studenten van Voeding & Diëtiek zijn duidelijk minder in topvorm.) ‘Ik ga met die groep mee’, zeg ik en trek mijn jas en shirt uit. De groep jongens is hyperactief, luidruchtig en klaar voor de strijd.
In de Zwanestraat beuken ze door de voordeur bij Mesacosa, binnen in de lange gang lijkt het tafereel nog het meest op olieworstelen in een discosauna. Eenmaal binnen zitten jongens uitgeteld op de grond. Anderen bestellen bier aan de bar. Meisjes lopen in hun beha. De Bel is verdwenen, maar niet in handen van Aorta.
Mooie meiden
Ik trek mijn fotograaf naar binnen en doe mijn shirt aan. We verkennen het pand, het lijkt allemaal erg tam. Ik steek m’n vinger op naar de barman. ‘Twee biertjes, graag.’ ‘Doe mij er ook maar twee’, zegt Niels. Daarna doen we een drinkwedstrijdje met een eerstejaars, die ons na zijn nederlaag plichtsgetrouw respect betuigt. We geloven niet in de hiërarchie van studentenclubs, niet in de maakbare vriendenkring en ook niet in persoonlijke identiteit door groepsidentiteit. We vragen ons af: wat maakt dat deze mensen hier zoveel plezier aan beleven? Het lijkt op een club macho mannen en mooie meiden die elke gelegenheid gebruiken als excuus om zich lam te zuipen. We moeten naar de kern van dit gedoe, waarom vinden ze dit zo leuk?
Buiten klimmen we de brandladder op van het naastgelegen gebouw om wat foto’s van bovenaf te maken. Drie jongens staan al op het platform, ze kloppen op het raam van een kamer en richten smeekbedes aan de meisjes achter het glas. Die laten de jongens niet binnen. Aan de overkant, een verdieping lager, komt een meisje in haar ondergoed uit de badkamer. Als een stel hitsige apen hangen de jongens en wij in het frame van de brandtrap. Ze droogt haar haar, trekt haar slipje recht, inspecteert haar platte buik en de stevigheid van haar borsten. Niels maakt foto’s. ‘Gast! Idioot!’, roep ik, ‘niet je flitser gebruiken, straks ziet ze het!’ Dan loopt ze haar kamer uit.
Halfnaakte homo’s
‘Horen jullie ook bij de alo?’, vraag ik aan één van de jongens.
‘Wat!!! Bij die halfnaakte homo’s? Nee man. Jij?’
‘Nee, nou, ja, we proberen hier een verslag over te schrijven, maar het is een vrij tam feestje eigenlijk.’
‘Tja, in de jaren hiervoor liep het nog wel eens uit de hand, dus er komen steeds meer regels van de uni, de politie en de NS. Ze trokken wel eens aan de noodrem in de trein, of ze schreven op de ramen. Vorig jaar hebben ze van dat tentje daar beneden de bloempotten van het terras geroofd en kapot gegooid. En bij Mesacosa is een keer de keukendeur ingetrapt.’
We klimmen naar beneden. In De Drie Gezusters is de after-party. Bij binnenkomst schreeuwen we in een vlaag van alcohol en joligheid ‘ALOOOO!’ Enthousiaste respons van de feestende mensen. We bestellen nog maar eens bier. Onopvallend stop ik een potplant in mijn binnenzak. Wat is hier nou zo leuk aan? We drinken nog meer bier en beschilderen onze gezichten en handen met de fluorescerende verf die uitgedeeld wordt. Ik prop onopvallend het paar sportschoenen die aan de muur hangt in de rugtas van m’n fotograaf. Het is een spelletje. Hij grinnikt. We dansen terwijl we vrolijk grijnzen naar de mensen om ons heen. We bestellen aan de bar en maken praatjes. We schreeuwen in reactie op anderen die door de tent schreeuwen. Het is gezellig publiek. De vete lijkt vergeten. Als de barvrouw zich omdraait gris ik een paar lege shotglaasjes van de bar en stop ze in m’n broekzak.
Seks! Seks! Seks, Bier, Seks!
‘Dat spullen jatten is best leuk’, zeg ik.
‘Ja, je wordt baldadig van al die feestvreugde!’, reageert Niels.
We zijn veilig in de groep, we hebben de juiste polsbandjes en zijn amicaal. Iedereen is amicaal. Een jongen in de wc’s die zich al te macho gedraagt, geef ik prompt een kus, waarna hij me alleen nog verward aankijkt. Zijn vrienden lachen. ‘Alo!’ roepen we. ‘Seks! Seks! Seks, Bier, Seks!’ vallen ze ons bij. ‘Als we volgend jaar weer meekunnen, moeten we dat doen, dit is lachen’, Niels denkt er net zo over, hij knikt en grijnst. Het meisje dat ons eerder op de avond aan de polsbandjes hielp, vertelt ons dat De Bel alsnog gejat is.
Het is een traditie. Net zoals eigenlijk heel het studentenclub-leven bestaat uit tradities. Tradities waarin mannen stoer kunnen zijn en vrouwen sexy. Tradities met verhalen die je met elkaar kunt delen. Schaamte waarover je de volgende dag kunt lachen. Een houvast in deze rare tijden waar de wereld sneller verandert dan de krant kan bijhouden. Een vrolijk toevluchtsoord voor iedereen die plotseling zijn leven ziet transformeren: een nieuwe studie, op kamers wonen, volwassen worden. Alleen en zonder kompas in een onbekende wereld. Een avondje dronken worden en het vergeten, met een groep waar je op terug kunt vallen. Onze gestolen trofeeën hangen aan de muur, weer een avond de onzekerheid van het jong-zijn overwonnen. Nu alleen nog de fluorescerende verf uit mijn beddengoed wassen.
foto’s: Niels Punter
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in de novembereditie van HanzeMag.