De wereld van de dumpster divers
Ongeveer een derde van ons voedsel gaat verloren. Bij het oogsten, in de opslag, tijdens het vervoer en thuis en in de winkel. De vuilnisbak is vaak de laatste rustplaats voor producten die nog eetbaar zijn. Jammer. Weg is weg. Of toch niet? Dumpsterdivers en skippers vissen bruikbare producten uit het afval van anderen.
De Korenbeurs, kwart over vijf in de middag. Op de Vismarkt tellen vermoeide marktkooplui hun zuurverdiende geld en pakken hun boeltje in voordat ze huiswaarts keren. Dit de beste tijd om te skippen, weet Alise. ‘De markt sluit om vijf uur, maar vaak duurt het dan nog even. Om kwart over zetten ze de overgebleven spullen bij het vuilnis. Dan kunnen wij aan de slag’, zegt de 26-jarige vrijwilligster van The Free Café.
Op wacht bij een ananasberg
Voordat we een rondje Vismarkt doen, lopen we naar de bakker aan het Akerkhof. Het bakkersmeisje herkent Alise en overhandigt haar een grote zak broodjes. Die buit is niet voor haarzelf. Al twee jaar werkt ze bij The Free Café, een plek waar ze van de verzamelde etenswaren maaltijden maken. Iedereen kan gratis een vorkje komen prikken.
Ik heb dit helemaal niet nodig, hoor. Dit is de eerste keer dat ik dit doe
Alise brengt de zak naar de bakfiets die klaar staat op het fietspad naast de markt. Een bebaarde man met wit haar staat op wacht bij een berg ananassen, avocado’s en brood. Dieke werkt al dertig jaar op de Vismarkt. In ruil voor de hulp bij het opbouwen en afbreken van de kraampjes mag hij op het eind van de dag zijn bak vullen met overgebleven groente, fruit en brood. Alise en ik beginnen aan onze ronde.
Agrariër met mondzeer
We wurmen ons tussen twee bestelbussen door om aan de achterkant van de marktkramen te komen. Meteen wordt duidelijk dat we niet de enige jagers zijn. De geur van uitgeperste sinaasappelen komt ons tegemoet. Fotograaf Len en ik stellen ons voor aan twee mannen die geconcentreerd hun ogen laten glijden over een stapel vuilnis. Handen schudden doen we niet. Daar zijn ze te vies voor. Die handen welteverstaan. Een gemutste jongeman lijkt zich enigszins te schamen. ‘Ik heb dit helemaal niet nodig, hoor. Dit is de eerste keer dat ik dit doe’, lacht hij als een agrariër met mondzeer. Hij heeft twee gekneusde mango’s in handen. Op de vraag waarom hij skipt, geeft hij geen antwoord. Opgestapelde kratjes en vuilniszakken vragen zijn aandacht.
Slechte ervaringen
Net als de gemutste jongeman met de mango’s blijken de andere dumpsterdivers ook niet spraakzaam. Onderling praten ze al nauwelijks, laat staan met mij. Is het schaamte? Wantrouwen? Het was sowieso al lastig om iemand te vinden die met me op pad wilde gaan. ‘Veel skippers praten liever niet met de pers. Daar hebben ze slechte ervaringen mee’, hoor ik van iemand die ik vroeg of hij me in contact wilde brengen met een dumpsterdiver.
Door die gesloten houding is het lastig te begrijpen waarom ze doen wat ze doen
Onder skippers en bezoekers van The Free Café tref je veel mensen die boos zijn op de samenleving. Woest op de maatschappij. Tsja, de media horen daar natuurlijk ook bij. Door die gesloten houding is het lastig te begrijpen waarom ze doen wat ze doen.
Aasgieren, te beroerd om te werken
Sommige marktkooplieden kunnen weinig begrip opbrengen voor wat er zich afspeelt on the dark side of the stand. Juist ja, de achterzijde. ‘Aasgieren zijn het. Veel van die lui zijn gewoon te beroerd om te werken voor hun centen’, moppert een verkleumde groenteman. Voedselverspilling is misschien het kernwoord voor de dumpsterdivers, de groenteboer ziet vooral de misgelopen inkomsten.
De mensen die hier vijf paprika’s bij m’n vuilnis wegsnaaien, hadden die een half uur geleden voor een euro kunnen kopen
‘Alles wat ik niet kan verkopen of bewaren, zet ik aan de straat. Het is niet anders. Maar de mensen die hier vijf paprika’s bij m’n vuilnis wegsnaaien, hadden die een half uur geleden voor een euro kunnen kopen.’ Omdat de skippers de groenteboer dat eurootje niet gunnen, laat de groenteboer zijn afval niet graag voor de aasgieren achter. Als diezelfde groenteboer even later langs de bakfiets van het Free Café rijdt, draait hij zijn raampje omlaag. ‘Deze mensen gun ik het juist wel. Zij zorgen ervoor dat de juiste monden worden gevoed.’
Het merendeel van de skippers is zwerver of vrijwilliger. De anderen die hier door het vuilnis ploegen, zijn lastiger te plaatsen. Ze gaan netjes gekleed, zien er verzorgd uit, maar ze gedragen zich niet minder gretig dan de anderen. Een stelletje vult de jaszakken met klauwen taugé. ‘Kunnen we thuis door de nasi doen’, zegt zij tegen hem. Thuis, ze zijn dus niet dakloos, maar mij te woord staan willen ze niet.
Een goudvis tussen de haaien
Ondanks mijn nobele bedoelingen, struin ik ietwat ongemakkelijk verder de markt over. De term aasgier is blijven hangen. Telkens als ik mijn handen vies wil maken, zijn andere skippers me voor. Ik voel me een goed gevoede goudvis te midden van een groep hongerige haaien. Niet gretig genoeg. Dit resulteert in een magere vangst: drie limoenen. Als dit m’n diner moet worden, wordt het een zure avond. Ik geef de citrusvruchten aan Dieke en Alise, The Free Café kan er vast wat mee.
Daklozen pakken wat ze pakken kunnen. Logisch. Maar de rest? Wie zijn ze? Wat beweegt hen?
Zonder de limoenen blijf ik na het afscheid achter mét vragen. Het motief van de vrijwilligers van The Free Café is kraakhelder. En daklozen pakken wat ze pakken kunnen. Logisch. Maar de rest? Wie zijn ze? Wat beweegt hen?
Een paar dagen later loop ik weer over de markt, het is bijna vijf uur. Ik betaal een euro voor een komkommer, een avocado en drie paprika’s. Onderweg laat ik twee paprika’s in een plastic tasje vallen. Een man die een sinaasappelschil staat uit te zuigen raapt het op. Hij beloont me met een knikje en een vluchtig: ‘Dankje’. Verder zwijgen we.
Foto’s: Len Lorijn (c)