Ga naar de inhoud

Hanze (bijna) rookvrij

De jonge man met het vrijwel kale hoofd haalt z’n schouders op. ‘Mij hoor je niet klagen, het is droog hier.’ De regen ruizelt op het kunststoffen dak van de rookabri tussen zaal De Appel en het U-gebouw. De jonge man neemt een haal van z’n sigaret. ‘Donderdag stond-tie er al, maar toen was het nog alleen maar hekwerk. Dat gaf je een beetje het gevoel van achter tralies. Nu met dat riet en de klimop… dat is wel oké.’
Roken, rokers en rookgelegenheden. Vanaf maandag 6 mei zijn ze op de Hanze aan het zicht onttrokken. Op de Zernikecampus zijn nicotineverslaafden aangewezen op drie rookhokken, die alleen te vinden zijn voor degenen die het uit nooddruft moeten weten. Hoewel? ‘Een stel jongeren heeft hier al een avondje doorgebracht’, zegt de man. ‘Met bankje en al. Gezellig, je zit hier wel lekker uit het zicht, natuurlijk.’

‘O, daar’, zucht de studente, ‘dan weet ik dat voor de volgende keer. Deze heb ik al op.’

abri-ugebouw2
Een studente staat, nog geen vijftig meter verderop, onder de overkapping voor de F-vleugel van Zernikeplein 7. ‘Ja, ja, ik weet het, ik mag hier niet roken, maar ik weet nog niet waar wel.’ Twee verstokte rokers benen met allengs snellere tred naar de achter vers gepote hedera-planten verscholen abri, hun handen tastend naar de rookwaar in hun zakken.
‘O, daar’, zucht de studente, ‘dan weet ik dat voor de volgende keer. Deze heb ik al op.’ Heel even zit ze verlegen met het restant van haar dampend genoegen, dan laat ze het van bruin teer doortrokken filter opvallend onopvallend vallen op het klinkergesteente en stapt weg, de schouders omlaag, het hoofd diep in de kraag.
De regen begint te tergen. Een dame met een rolkoffer treint langs rookabri nummer twee, die op de parkeerhaven achter de Van DoorenVeste dienstdoet als vluchtoord voor paffers. Juist de zijde die zicht biedt op het voorbijgaande publiek, is niet afgescheiden. ‘Als ik hier moet roken, dan rook ik hier’, zegt een fraai besnorde man. ‘Het is niet anders.’

Er waart wel degelijk een soortement rookschaamte over de campus

Eén parkeerhaven verder, aan de achterzijde van de Marie KamphuisBorg, zuigen twee studenten aan hun filters. Dat zul je altijd zien, pal naast hun hangt het bordje dat staat voor roken verboden en z’n positief getoonzette equivalent rookvrij, op weg naar een rookvrije generatie. ‘Nee, geen foto, asjeblieft’, zegt de jongen, ‘dan ziet m’n moeder het.’ Het meisje is er ook niet van gediend. ‘Nou, ja, vooruit, als je de boel blurt is het oké.’ Ze weten allebei dat ze er hier niet eentje mogen opsteken, maar gut, het regent zo hard en ze moeten zo weer naar binnen, sorry, meneer.

rokers-blur
Die verontschuldigingen zijn niet nodig en er staat geen straf op rook naar de hemel blazen. Maar er waart wel degelijk een soortement rookschaamte over de campus. Zelfs in de rookabri op het perk achter de Marie KamphuisBorg. ‘U richt de camera op ons’, spreekt een middelbare man die zomaar een docent zou kunnen zijn. ‘Dat stel ik niet prijs. Ik zou graag willen weten waarvoor u die foto’s maakt.’ De fotograaf hult zich in professioneel gemompel dat net zo gemakkelijk kan doorgaan voor nietszeggend als verontschuldigend.
De man die van de hoed en de rand wil weten is geen kwaaie, zo blijkt. Hij beantwoordt geheel aan de twintigste-eeuwse volkswijsheid ‘een tevreden roker is geen onruststoker’. Op het bankje ter linkerzijde zit een serene dame die in een handomdraai een sjekkie rolt van een plukje Javaanse Jongens en een vloeitje. Wat zich in deze abri afspeelt is nog open en bloot zichtbaar voor de rookvrije buitenwereld. ‘Een rieten wandje, klimop aan de buitenkant? Da’s prima, hoor’, zegt de niet kwaaie man.
In het gebouw wijst de fotograaf vier studentes de weg naar de plaats waar ze volkomen legaal hun luchtwegen mogen teren. ‘Ik rook zelf’, zegt één van hen, ‘maar dat ze ons van de gebouwen verbannen, daar ben ik het heel erg mee eens.’

Foto’s: Luuk Steemers