Het HanzeMag kerstverhaal van 2021: Paco die een ster wilde worden
Het HanzeMag kerstverhaal van 2021 gaat slechts zijdelings over een virus. Meer dan dat gaat het over het licht dat niet kan bestaan zonder het donker. En over de Spaanse Groninger Paco die zo van sterren houdt dat hij er één zou willen zijn.
Paco hield van de sterren. In zijn jeugd was hij ervan overtuigd dat hij er één zou worden. Later als ik groot ben, dacht hij toen altijd, later zal ik aan de hemel staan en een licht zijn voor de mensen die moe en moedeloos zijn. Waar die ideeën vandaan kwamen, wist Paco niet. Ze daalden simpelweg in hem neer als hij in de nacht omhoog keek. Het waren vaste overtuigingen, geen ontkomen aan. Hij zou een ster zijn.
In het Spaanse dorp waar hij opgroeide kon je op het uitspansel bouwen. Het was een trouwe vriend, een gids in het donker dat dus nooit donker werd omdat er altijd wel ergens licht uit het hemelgewelf stroomde.
De sterren waren er ook bij geweest toen zijn vader hun auto in het ravijn had gestuurd. Zijn moeder had het niet eens gemerkt. Vanaf de achterbank zag Paco hoe het maanlicht haar slapende gezicht aaide terwijl de auto door de lucht vloog. De landing kan hij zich niet herinneren, maar hoe hij wakker werd staat hem goed bij. Het was doodstil en duizenden sterren keken hem vriendelijk aan toen hij zijn ogen opende. Hij was uitgestapt en naar de weg gelopen. Daar was hij op een paaltje gaan zitten, wachtend op wat komen zou.
Paco’s nieuwe thuis lag onder de wattige wolken van Oost-Groningen
Elf jaar was hij toen zijn ouders stierven. Paco en de sterren leefden verder. Dat laatste wist hij, maar in zijn nieuwe leven zag hij het hoogst zelden. Zijn nieuwe thuis lag namelijk onder de wattige wolken van Oost-Groningen. De grauwste regio van Nederland, waar de enige broer van zijn vader was gestrand na een leven van twaalf ambachten en dertien ongelukken. Maar toen oom Jozef had gehoord van het onfortuinlijke lot van het gezin van zijn broer, had hij zich zonder aarzelen over de verweesde jongen ontfermd. Paco werd een Groninger.
Dat ging allemaal best. Hij viel niet op, zelfs zijn naam niet. In zijn dorp woonde allemaal jongens met een o op het eind. Eltjo, Nanno en zelfs een Taco.
Paco was student, maar van studeren was het dit jaar amper gekomen
In Groningen werden sterren schaarse cadeautjes. Zo af en toe sloegen de wolken en walmen op de vlucht en kon Paco genieten van de lichtjes in het zwerk. Het was een wonderlijk genot, waarin vreugde zich mengde met gemis. Blij verdriet. Weemoedige vrolijkheid.
Ja, dat waren rare gevoelens, maar nog altijd beter dan de aanhoudende triestheid van december van het jaar 2021. Paco was student, maar van studeren was het dit jaar amper gekomen. Lokalen waren vage herinneringen geworden. Geen klasgenoten, geen ouders, geen vrienden en geen sterren. Twintig jaar en alleen, dat was niet alleen hoe hij zich voelde, dat was hoe het was.
Het waren geen tijden voor gezang, hoogstens voor zachte fluisteringen
Al weken lag er een donkergrijs wolkendek over de oude stad en het grauwe ommeland. Bomen staken hun uitgemergelde takken in de lucht in een wanhopig protest tegen de gang der dingen. December 2021, het leek alsof de zon alle pogingen om de mensenharten te verwarmen had gestaakt. Opgegeven waren de zielen.
In avond en nacht daalden de wolken tot aan de grond waar ze de armzalige wezens die zich buiten waagden beslopen. Paco was één van die stervelingen. Het was vrijdag de 24-ste, maar van een kerstsfeer was geen sprake. De mensen bleven binnen, de deuren gesloten en de gordijnen dicht. Eén familielid lieten ze binnen, of twee als het echt niet anders kon. O, dennenboom, het waren geen tijden voor gezang, hoogstens voor zachte fluisteringen.
Aan de rand van de stad lag een meer waaromheen het een uur wandelen was. Paco kwam hier bijna elke dag, maar hé, nooit eerder had hij dit straatnaambord gezien… Achterom heette deze weg. Dat is een merkwaardig woord voor iets wat zich vóór je bevindt, dacht hij. Ook raar: Achterom had net zo goed Voorom kunnen heten, maar dat is absoluut geen naam voor een weg. Voorlangs dan weer wel, net als Bovenlangs en Onderlangs.
De Canadese gans knikte beleefd en nam de vleugels
Deze volstrekt betekenisloze gedachten monterden Paco een beetje op.
‘Goedenavond’, zei hij dan ook tegen de Canadese gans die hij op een berkentak zag zitten. Nog voordat hij zich realiseerde dat dit de allereerste gans was die hij ooit op een boomtak had zien zitten, knikte de vogel beleefd en nam de vleugels.
Paco volgde het beest dat begon aan een cirkelvormige vlucht rondom het meer. Uit de bomen en bosschages stegen soortgenoten op. Tientallen Canadese ganzen sloten zich aan, hun lange nekken staken als speren vooruit. Ze vormden v- en w-formaties. Toen de tientallen vluchten er honderden waren geworden, zetten de formaties aanvallen in op de wolken. Een waar bombardement was het. Paco zag met open mond hoe de ganzen een bres in de wolken sloegen. Ze vergrootten de opening door met hun snavels de randen weg te pikken.
In een mum van tijd hadden de vreemde vogels de hemelboog volledig schoongepoetst. Ze daalden neer op het water, wasten hun snavels, schuierden hun veren en kozen het kraakheldere luchtruim. De watervrienden die achterbleven snaterden enige afscheidsgroeten en de stilte keerde terug.
Paco stond, nog steeds met open mond, aan de waterrand. Het ganzenleger had een hemel voor hem geopend, mooier dan hij ooit had gezien. De maan straalde intens, sterren fonkelden.
Eén ster begon zich los te wrikken uit de vaste constellatie. Welke ster het was kon Paco niet zien. De vele hemellichamen die hij kende stonden keurig op hun gebruikelijke plaats. Misschien was dit wel iets anders, een vliegtuig of een luchtspiegeling. En toen… toen tuimelde het uit het zwerk.
Paco stapte zonder enige schroom naar het licht, alsof het speciaal voor hem bestemd was
Wat het ook was, Paco zag hoe het lichtgevende object de aarde naderde. In zijn vlucht tekende het een zilveren streep aan de hemel. Een komeet? Ruimte-afval? Nee, want van een inslag kwam het niet. Het licht landde kalmpjes in de struiken, een dikke honderd meter van Paco vandaan.
Op de één of andere manier boezemden de gebeurtenissen hem geen angst in. Integendeel, Paco stapte zonder enige schroom naar het licht. Alsof het speciaal voor hem bestemd was. Alsof de komst van dit licht al die jaren dat zijn ogen de hemelboog aftastten in de sterren geschreven had gestaan.
Het rook naar kerst, een aroma van dennen, bijenwas, kaneel, kardemom en sinaasappel
Hoe dichter hij bij het licht kwam, hoe zachter het werd. Toen hij er was aangekomen, was het licht zo zacht als was. Het bevond zich in een kastje met glazen deurtjes, zo eentje als je de laatste jaren overal in dorpen en steden ziet staan. Meestal staan er boeken in, maar Paco had ook weleens ruilkastjes vol serviesgoed aangetroffen. Een brandende kaars in zo’n kastje was echter nieuw voor hem en dat de deurtjes zichzelf openden was helemaal ongewoon.
Hij bukte zich om het verschijnsel van dichtbij te bekijken. Met vlam en al bewoog de kaars zich van hem af. De achterwand bleek niet te bestaan, het licht week. In deze omgeving golden geen natuurwetten, dus Paco stapte het kastje in en volgde het licht dat hem bijscheen tijdens zijn tocht door een tunnel. Het rook er naar kerst, een aroma van dennen, bijenwas, kaneel, kardemom, sinaasappel en een zweem van wierook. Het was er warm, maar niet te. Het was er aangenaam, en het verbaasde Paco niet eens dat hem dat niet verbaasde. Alles in deze wereld sprak volkomen vanzelf.
Het jochie stak zijn hand op, een groet, een haltgebaar en een waarschuwing ineen
Aan het eind van de tunnel zette de kaars zich op een standaard die was bevestigd boven een deurtje dat gastvrij openzwaaide. De ingang leidde naar een bankje waarop Paco plaatsnam.
Op het moment waarop zijn billen de zitting raakten, was Paco weer in Spanje. Hij was net zo oud als toen hij er vertrok, elf jaar. Hij zat achterin de auto, zijn vader achter het stuur, zijn moeder voor hem met haar ogen dicht, de maan streelde haar slapende gezicht. Ze reden op de weg langs het ravijn, haarspeld na haarspeld.
Op een paal in één van de vele bochten zat een jongetje van Paco’s leeftijd. Een zacht, warm licht straalde van hem uit. Het jochie stak zijn hand op. Het was een mengeling van een groet, een haltgebaar en een waarschuwing. Paco zag zijn vader twijfelen. Zal ik stoppen, zag hij hem denken.
Paco was niet bang, hij voelde zich vredig, hij vloog
De bocht kwam eerder dan verwacht. De rechtervoet van zijn vader hamerde op de rem van de wagen die begon te glijden over het van steengruis vergeven wegdek. Net voor de rand van het ravijn kwam de wagen tot stilstand.
Paco kon dat heel goed zien, want inmiddels zweefde hij erboven. Hij zag zijn vader puffen op het stuur, hij zag hoe zijn wakker geschrokken moeder hem met grote ogen nakeek.
Paco was gelanceerd. Op weg naar een baan om de aarde en nog verder, op een reis die lichtjaren zou duren. Paco was niet bang. Hij voelde zich vredig, hij vloog. Paco werd een ster voor de mensen die moe en moedeloos waren. Duizenden andere sterren keken hem vriendelijk aan toen hij zich tussen hen in nestelde.
Foto (fragment): Vindaugas Mitkus