Ga naar de inhoud
lezen

Hoe krikken we de leesvaardigheid op? Begin eens met… lezen!

Nederlandse jongeren kunnen steeds minder goed begrijpend lezen. Wat doen we eraan? Laten we lezen eerst maar eens normaliseren, denken ze op de Pedagogische Academie.

Het is beroerd gesteld met de leesvaardigheid van de Nederlandse jeugd. Eén derde van de Nederlandse scholieren van vijftien jaar begrijpt teksten van het laagste leesniveau niet. Alleen Griekse vijftienjarigen doen het slechter, zo blijkt uit het Europese trendonderzoek Programme for International Student Assessment, beter bekend als PISA. Het PISA-onderzoek vindt zo eens in de drie, vier jaar plaats en de trend is zonneklaar: de prestaties van Nederlandse scholieren gaan al jaren achteruit.
De alarmbellen gaan af en de noodklokken klepelen, de kranten staan er vol mee.

En nu we toch met de vinger priemen: die Pabo-studenten, kunnen die zelf wel lezen?

Net als bij de bekendmaking van de vorige onrustbarende resultaten, kijkt iedereen bezorgd en soms zelfs verwijtend naar het onderwijs. Begrijpend lezen is een basisvaardigheid. Lezen, dat leer je toch op de basisschool? Wat schort er aan het leesonderwijs? En nu we toch met de vinger priemen: die Pabo-studenten, kunnen die zelf wel lezen?
Een rondgang op de Pedagogische Academie van de Hanze leert dat het probleem leeft. ‘Het is een zoektocht’, zegt rekendocent Wouter Woldhuis. ‘Wanneer we de waarde van lezen onderkennen, en dat doen we, dan is het aan ons om lezen overal in het onderwijs een plaats te geven.’ Overal, dus niet alleen in de klas, vindt Woldhuis die op de Pedagogische Academie inmiddels een jaar deel uitmaakt van de werkgroep Leesbevordering. ‘Docenten moeten zelf lezers zijn, zij zijn rolmodellen. Daar begint het mee. Maar ook in de omgeving kun je laten zien dat lezen belangrijk is.’

Rekendocent Wouter Woldhuis: ‘Het zou vanzelfsprekend moeten zijn dat er overal tekst is’

Wie de Berend BrugsmaBorg binnenstapt, snapt waar Woldhuis op doelt. Links van de entree liggen op een in kerstsfeer opgetuigde tafel zeven kinderboeken uitgestald. Astrid Lindgren, Nannie Kuiper, Rindert Kromhout, dat soort werk. In de gang links staat een open boekenkast, met leesvoer voor het grijpen. Maar het mag van Woldhuis allemaal nog nadrukkelijker. ‘Het zou vanzelfsprekend moeten zijn dat er overal tekst is. Ter begeleiding van beelden, bijvoorbeeld. Hang je een foto aan de muur, laat die dan vergezeld gaan van een tekst, liefst een tekst die nieuwsgierig maakt.’

In het onderwijs zelf kan lezen ook een prominentere rol spelen. ‘De geschiedenisles kan nauwelijks zonder, maar ook bij minder voor de hand liggende vakken. Zo kun je bij sociaal-emotionele ontwikkeling gebruik maken van gedichten. Bij burgerschap kun je veel verschillende soorten tekst gebruiken. Een column, bijvoorbeeld, of een brief waarin een gemeente plannen aankondigt. Taalrijke teksten zijn er voor vrijwel alle vakken te vinden. Daar moet je je wel voor inspannen. Daarom noem ik het ook een zoektocht. Docenten hebben de laatste jaren steeds meer oog gekregen voor leesbevordering, die aandacht is er binnen alle vakgebieden. Kinderboeken en de werkvormen die daar bij horen krijgen een structurele plek in de curricula.’

In de zithoek naast de trapopgang zitten Pabo-studenten Sandra en Maaike op hun telefoon

Maar Woldhuis, die zeventien jaar voor klas stond in het basisonderwijs, snapt de zorgen over de ontlezing hartstikke goed. ‘De nadruk in de discussie ligt op het begrijpend lezen. En dan gaat het al snel over methodes. Maar ik denk dat je tekstbegrip niet los kunt koppelen van het lezen zelf. Hoe meer je leest, hoe meer je weet. En des te meer je weet, des te beter je in staat bent om complexe teksten te begrijpen. Lezen is leuk en het is normaal, dat besef bijbrengen is de taak van de leerkracht.’

Die boodschap is bij Sandra en Maaike zonder meer in vruchtbare aarde gevallen. De Pabo-studenten zitten op hun telefoon in de zithoek naast de trapopgang. ‘Ja, ik lees best veel’, zegt eerstejaars Sandra. De 22-jarige studente duikelt uit haar tas Misjka van Edward van de Vendel en Anoush Elman op, het boek dat de gouden griffel 2023 won. ‘Nee, dat is niet omdat het moet, ik houd van lezen. Als kind al. In de eerste klassen van de middelbare school was het een tijdje wat minder, maar daarna ben ik weer begonnen. Nederlandse boeken, maar ook veel Engelse.’

‘School, werk, leuke dingen, ik heb geen tijd voor lezen, nee, laat ik eerlijk zijn: ik néém de tijd niet’

Ouderejaars Maaike (26) zit ook graag met haar neus in de boeken. Geloof je het niet? Hup, uit háár tas komt Zakkenroller Eersteklas van Gabriel Avery, met 300 bladzijden nog net niet vuistdik. Maaike, die in februari hoopt af te studeren, kan zich ook nog goed herinneren welk boek haar voor het eerst volledig in de greep nam: De Dievenbende van Scipio van Cornelia Funke. ‘Ook de hele hoe-overleef-ik-serie van Francine Oomen heb ik verslonden. Eén van de leuke dingen aan die boeken is dat ze met je leeftijd meegroeien. De nieuwste, Hoe overleef ik wat ik niemand vertel?, is de eerste over volwassenen.’
Sandra’s ogen gingen open door Minoes van Annie M.G. Schmidt. ‘Zo’n enorme fantasie. Ze laat dieren net zo denken als mensen. De hoofdpersonen zijn grappig, stout en een beetje brutaal, zoals in bijna alle boeken van Annie M.G. Voor kinderen is dat heel aantrekkelijk.’

Almara komt erbij zitten, Sandra’s klasgenoot. ‘Nee, ik ben geen lezer’, bekent ze, een beetje beschroomd. ‘Er is zoveel te doen, school, werk, leuke dingen, ik heb de tijd er niet voor. Of nee, laat ik eerlijk zijn: ik néém de tijd er niet voor.’ Dat zou ze wel moeten doen, vindt ze zelf. ‘Als mijn nichtje op bezoek komt, pakken we vrijwel altijd meteen een boek. Voorlezen! Dat is heerlijk.’

Foto boven: Pabo-studenten in de BrugsmaBorg, Maaike (links) en Sandra (lichtblauwe trui) zijn enthousiaste lezers.