In de voetsporen van Theo Maassen
Ooit leefde cabaret nauwelijks in het Groninger studentenleven. Nu is het Groninger Studenten Cabaret Festival (GSCF) aan zijn dertigste editie toe en geldt het als dé vindplaats voor aanstormend talent. Een oprichter van het eerste uur en een deelnemer blikken terug op de beginjaren.
Door Thereza Langeler / Video: Beppie van der Sluis
Op een avond loopt een jongen binnen bij studentenvereniging Cleopatra. Dat doen er wel meer die avond, want Cleopatra is toevallig bezig nieuwe leden te werven. Maar Michiel van Mens komt niet om lid te worden. Hij beent doelbewust op het eerste het beste bestuurslid af, en zegt: ‘Ik zoek iemand die interesse heeft in cabaret.’
‘Ik had helemaal niks met cabaret,’ herinnert André Mintjes (50) zich, ‘Maar ik vond het zo leuk dat Michiel – een Vindicater! – bij Cleo aanklopte. En hij was zo enthousiast, dat we aan de praat raakten over zijn plannen.’ Die plannen zouden nog datzelfde jaar uitgroeien tot het allereerste Groninger Studenten Cabaret Festival.
In de voetsporen van…
Het festival, in 1987 voor het eerst georganiseerd, beleeft eind oktober zijn dertigste editie. Drie avonden lang staan jonge cabaretiers uit heel Nederland in de Stadsschouwburg. De finale-avond, waarop bekend gemaakt wordt wie het festival wint en daarmee in de voetsporen treedt van Theo Maassen, Mike Boddé, Thomas van Luyn en Jochem Myjer, is al lang tijd uitverkocht. Samen met het Leids Cabaret Festival geldt het GSCF als dé vindplaats voor nieuw talent.
Op de posters voor de eerste editie stond niet eens een jaartal
Dat het daartoe zou uitgroeien, had André Mintjes dertig jaar geleden nooit durven dromen. ‘Op de posters voor de eerste editie stond niet eens een jaartal. Ik dacht er niet over dat het een jaarlijks terugkerend fenomeen zou kunnen worden. Niemand van het bestuur dacht daarover. Behalve Michiel, denk ik.’
Michiel van Mens had een missie. Het Groninger studentenleven kende tal van culturele festivals en podia, maar niet voor cabaret. ‘Het leefde ook totaal niet onder studenten,’ zegt Mintjes. ‘Veel verenigingen deden bijvoorbeeld wel aan theater, of aan muziek, maar cabaret was absoluut niet populair.’
Verandering
Daar moest maar eens verandering in komen, vond Van Mens. Hij wilde een cabaretfestival opzetten, gemodelleerd naar de festivals in Leiden en Delft, speciaal voor studenten. Dus ging hij op zoek naar medestanders. Bij Cleopatra vond hij André Mintjes, bij Bernlef, Albertus Magnus en Hendrik de Cock en bij zijn eigen Vindicat waren er ook enthousiastelingen. En zo was een bestuur geboren.
Hoe krijgen we een hele avond vol? Waar halen we deelnemers vandaan?
‘We waren allemaal van het type dat eerder ‘ja’ zei dan nadacht,’ lacht Mintjes. ‘Want eigenlijk hadden we natuurlijk geen flauw idee hoe we het moesten aanpakken. Waar moet een cabaretfestival plaatsvinden? Hoe krijgen we een hele avond vol? Waar halen we deelnemers vandaan?’
Avondenlang vergadert het bestuur op Van Mens’ zolderkamer. En tussen de vergaderingen door voeren de leden hun eigen taken uit. De één regelt dat ze twee avonden de kleine zaal van de Oosterpoort mogen gebruiken. Een ander zorgt dat een professionele regisseur de deelnemers coacht in de aanloop naar het festival (‘en dat hadden sommigen ook wel nodig’).
Geld en promotie
Mintjes – indertijd student economie en goed in grafisch vormgeven – moest zorgen voor geld en voor promotiemateriaal. Niet zonder trots vertelt hij hoe hij allebei tegelijk deed. ‘Ik ging bij de ABN langs om te vragen of ze ons wilde sponsoren. En ik dacht: ik moet iets kunnen laten zíén. Dus maakte ik een grote map met posterontwerpen en op die posters alvast een groot ABN-logo in de hoek. Zo van: dit kan straks door de hele stad hangen.’
Er rustte een soort zegen op, dat kan je wel zeggen
Het werkte. Op de eerstvolgende zolderkamervergadering kon Mintjes meedelen dat hij vijftienhonderd gulden in de wacht had gesleept. ‘En eigenlijk ging het elke vergadering zo. Er was altijd wel iemand die één of andere triomf te melden had.’
Kregen ze dan nooit eens tegenslag te verduren? Mintjes moet even nadenken. ‘Nee. Nou ja, het was wel hard werken. We zijn in de loop van de tijd bestuursleden kwijtgeraakt, die het allemaal wat te veel werd. Maar verder ging alles eigenlijk prima. Er rustte een soort zegen op, dat kan je wel zeggen.’
Absurde eenakter
Het eerste Groninger Studenten Cabaret Festival kon dus bijna niet anders dan een succes worden. Van wat er aan cabaret voorbij kwam, herinnert Mintjes zich weinig. ‘Ik weet nog dat er een duo van Cleopatra was dat liedjes zong. En een of ander toneelclubje van Vindicat speelde een heel absurde eenakter.’ Grinnikend: ‘Die hadden het niet helemaal begrepen.’
Als er geklapt wordt, sta ik liever in de coulissen dan op het podium
Wat hem vooral is bijgebleven, is de euforie. De aanblik van een uitverkochte Oosterpoort, allemaal voor een festival dat hij en een handvol andere studenten van de grond af hadden opgebouwd. ‘Ik heb me vaak afgevraagd hoe het ons gelukt is,’ geeft Mintjes toe. ‘Ik denk dat het kwam door het grote draagvlak. Alle grote studentenverenigingen voelden zich erbij betrokken.’
De missie van Michiel van Mens was geslaagd. Aan het tweede GSCF deed hij zelf mee; Mintjes gaf de voorkeur aan een plaats in het publiek. ‘Ik kan helemaal uitdenken hoe een toneelbeeld eruit moet zien, dat vind ik ook leuk. Maar als er geklapt wordt, sta ik liever in de coulissen dan op het podium.’
Applaus
Eddy Elsinga (51) maakte het applaus wel in de spotlights mee, toen hij samen met Fokko Oldenhuis meedeed aan de vierde editie van het festival. ‘Magisch was dat, geweldig leuk.’
Elsinga kwam voor het eerst in aanraking met cabaret bij de gereformeerde HBO-vereniging (tegenwoordig Ad Tempus Vitae). ‘In allerlei verschillende samenstellingen maakten we programma’s – soms ik en Fokko, soms met vrienden van Fokko erbij.’ In 1990 deden Oldenhuis en Elsinga auditie voor het GSCF en werden ze geselecteerd om mee te doen. In Utrecht volgden ze workshops bij regisseur Pieter van Empelen.
Ik moest het meer hebben van m’n fysiek en m’n olijke kop
Die konden de jongens goed gebruiken. ‘Je hebt mensen die hetzelfde programma vijftig keer spelen en verbeteren. Maar wij waren er meestal na drie, vier keer flauw van en dan gooiden we het in de prullenbak. Pieter van Empelen heeft ons helpen schaven aan het materiaal. Daar werd het wel beter van.’
Het was allemaal vooral voor de lol, voor Elsinga en Oldenhuis. ‘Ons programma was vrij luchtig, wat liedjes, wat sketches. Fokko was goed in muziek maken, en ik moest het meer hebben van m’n fysiek en m’n olijke kop. Maar geëngageerd kon je het niet noemen. We pakten het allemaal niet zo serieus aan.’
Theo Maassen
Er deed in 1990 ook een jongen mee die het wel erg serieus aanpakte, en hem kan Elsinga zich nog goed herinneren. ‘Theo Maassen, ja, daar zag je direct aan dat-ie van de buitencategorie was. Tijdens de workshops al. Je geeft het op dat moment natuurlijk niet toe, maar ik werd er jaloers van. Hoe hij over het podium bewoog, z’n teksten zei, die zelfverzekerdheid.’
Achteraf dacht ik wel: kon ik dit maar een paar jaar blijven doen
Maassen won de jury- en de publieksprijs. Elsinga was er niet rouwig om. ‘Meedoen vonden we leuk zat, we hadden niet zo’n behoefte om te winnen. En we hadden ook geen enkele pretentie om er ons werk van te maken.’
Geen enkele pretentie? Met een tikje weemoed: ‘Achteraf dacht ik wel: kon ik dit maar een paar jaar blijven doen. Het was wel écht érg leuk, dat cabaret.’
Deze productie is tot stand gekomen in samenwerking met Ukrant.