Iris maakte graphic novel over bijzondere jeugd
Iris de Groot maakte een graphic novel over haar jeugd. Een bijzondere jeugd, want de moeder van de ex-student van Academie Minerva heeft een verstandelijke beperking. Mamma?, een met licht penseel geschilderde geschiedenis, geeft stof tot nadenken.
‘Het moest op papier. Een boek kun je wegleggen, maar het blijft aanwezig. Je moet moeite doen om het te negeren. Wegkijken mag niet makkelijk zijn.’ Mamma?, het stripverhaal van Iris de Groot, handelt over een weinig beschreven fenomeen: opgroeien in een gezin waarvan een ouder een verstandelijke beperking heeft. In Mamma? bestaat dat gezin uit twee personen, net als Iris’ eigen gezin, want de graphic novel is haar verhaal. Een geschiedenis van pesten, verwaarlozing en eenzaamheid. ‘Mensen zien het, mensen wéten het, maar ze doen niets. Dat is geen kwade wil, of zo. Er zijn zelfs mensen die er vreselijk mee in hun maag zitten, iets willen doen, maar doodgewoon niet weten wat. Dus kijken ze weg. Maar dat is precies wat een verwaarloosd kind al z’n hele leven ervaart. Met negeren bevestig je dat zo’n kind niets van anderen te verwachten heeft. Het staat er alleen voor.’
Een aardige boterham
Dat klinkt ernstig, en het is ook ernstig, maar Mamma? is geen zielig verhaal. Integendeel, het heeft zelfs iets lichtvoetigs. Net zoals de dertigjarige schrijfster zelf. ‘Het gaat heel goed met me’, zegt ze monter. ‘M’n bedrijf loopt goed, ik heb een leuk huis, een fijne vriend en mijn boek gaat als een speer. Echt, boven verwachting.’
Ik wist niet eens hoe ik m’n schoenen moest strikken en waarvoor shampoo diende
In december 2014 won Iris het Hendrik de Vries Stipendium, een beurs voor talentvolle net afgestudeerden van Academie Minerva. Na haar opleiding Illustratie & Animatie kon Iris een aardige boterham verdienen met het maken van animatiefilms en het inspreken van voice-overs. De zesduizend euro’s die dankzij het stipendium haar kant opkwamen, waren genoeg om dat werk even op een lager pitje te zetten waardoor ze zich aan haar boek kon wijden. ‘Ik had dat idee, dus, en een ietsjepietsje ervaring die ik had opgedaan tijdens de lessen van Sam Peeters. Met de opzet van het script erbij kon ik aan het werk.’
De drukpersen laten rollen
Zesduizend euro is niet veel, want het op de markt brengen van een boek loopt aardig in de papieren. Maar Iris hield de kosten in de hand door alles zelf te doen. ‘Het kwam eerlijk gezegd niet eens bij me op om andere mensen in te schakelen. Dat ben ik zo gewend.’
Wat heet? Als klein kind deed Iris zo goed en zo kwaad als het ging het huishouden in de verwaarloosde flat waar ze met haar moeder woonde. ‘Best lastig, ik wist niet eens hoe ik m’n schoenen moest strikken en waarvoor shampoo diende.’
Laten we zeggen dat ik niet de enige ben die in een vreemde thuissituatie opgroeide
Begin december werden de eerste driehonderd exemplaren van Mamma? gedrukt en het liep eigenlijk meteen. Op 11 december zat ze bij Jeroen Pauw aan de tv-tafel, de dag erop bij het radioprogramma Spijkers met Koppen, interviews, radio, de krant. Nog voor de kerst liet Iris de noodzakelijke tweede druk van de persen rollen, vijftienhonderd stuks. Iris was zo druk met het reilen en zeilen van de uitgave, met de gesprekken met belangstellende uitgevers en interviews dat ze de tentoonstelling van haar boek in Centrum Beeldende Kunst maar één keer bezocht. En dan waren er nog de reacties van lezers. ‘Mensen uit de zorg en het onderwijs. En ja, ook mensen met vergelijkbare ervaringen. Laten we zeggen dat ik niet de enige ben die in een vreemde thuissituatie opgroeide.’
De geur van kattenpis
Want het had erger gekund. Iris laat niet na te benadrukken dat haar moeder haar niet mishandelde. ‘Ze is verstandelijk gehandicapt, maar niet kwaadaardig. Lief, onschuldig.’ Iris heeft haar halfzus en –broer ontmoet. ‘Die zijn twintig jaar ouder. Ze lijken wel wat op me, datzelfde rossige haar als ik bijvoorbeeld. Mijn vader was niet zo’n beste, hij dronk en sloeg. Daar hebben die kinderen erg van te lijden gehad. Merkwaardig genoeg was hun moeder ook verstandelijk beperkt. Kennelijk zocht mijn vader vrouwen die hij makkelijk onder de duim kon houden.’
Ik stonk naar kattenpis en droeg rare kleren
Tot haar tiende was haar thuissituatie voor Iris normaal, ze wist niet anders. ‘Ik was meegaand en optimistisch, nog steeds, trouwens. Maar ik was ook ongewassen, ik stonk naar kattenpis en droeg rare kleren. Daarmee werd ik gepest. Dat vond ik natuurlijk erg, maar meer vanuit onbegrip: waarom doen mensen elkaar zoveel nare dingen aan?’
Pas toen Iris op de middelbare school zat, kwam er iets van aandacht voor haar situatie. ‘Ik werd depressief en angstig. Ik durfde niet meer naar school. Spijbelen, me ziek melden. Toen kwam er hulp, of althans iemand die af en toe kwam praten. Maar wat daar het doel van was? Ik weet het nog steeds niet. In ieder geval hielden die bezoekjes op een gegeven moment op.’
Open einde
Ze raapte zichzelf weer bij elkaar: als een ander het niet doet, moet je het zelf doen. Ze ging naar een andere school, ze zorgde er, zo goed en zo kwaad als het ging, voor dat haar kleren schoon waren, ze deed haar best en na het atheneum koos ze voor wat ze altijd gepassioneerd had gedaan: tekenen. Een happy end, dus. Nou, corrigeert Iris: ‘Net als in mijn boek: een open einde. Je weet niet wat de toekomst brengt. De werkelijkheid kan je altijd verrassen.’ Ze veert op. ‘Weet je wat de vreemdste gebeurtenis was, de afgelopen maand? Ik kreeg een mailtje van een leraar van die eerste middelbare school. Hij schreef dat hij toentertijd heel bezorgd was geweest en dat hij dat had gemeld. Door hém hadden wij dus de hulpverlening op ons dak gekregen. Toen dacht ik: joh, het was oneindig veel effectiever geweest als je mij toen had laten merken dat je met me begaan was. En veel makkelijker ook. Dat is de kern van mijn verhaal: niet wegkijken, aub.’
Nieuwsgierig naar het boek? Bestellen doe je hier!
Foto’s: Luuk Steemers (c)