Kamer ongerust over techniekonderwijs
Het mag allemaal wat voortvarender, vindt de Tweede Kamer over de uitvoering van het zogeheten Techniekpact dat anderhalf jaar geleden werd gesloten. Met dat pact wil het kabinet het aantal studenten in het technisch onderwijs verhogen. Maar volgens de Kamer zit er te weinig schot in: tot nu toe heeft het pact slechts geleid tot een paar losse projecten van een paar enthousiastelingen.
Minister Jet Bussemaker van Onderwijs kreeg het in het debat op 1 oktober voor de kiezen. Want waarom staat de minister het technische opleidingen toe om studentenstops in te stellen? De minister, die zich hierover in de Kamer al eerder had uitgelaten, herhaalde haar standpunt dat onderwijsinstellingen zélf mogen bepalen of zij zo’n numerus fixus hanteren. Bovendien zal die studentenstop, gelet op het lage aantal aspirant-studenten, in de praktijk wel loslopen.
‘Ik snap het ongeduld, maar kwaliteit moet altijd boven snelheid gaan’, betoogde de minister over de spoed waartoe de Onderwijswoordvoerders haar maanden. VVD, PvdA en D66 eisen dat ‘de minister de regie in handen neemt’. Dat zegde de minister niet toe. Ze benadrukte dat die taak een verantwoordelijkheid is van de ‘aanjager’ van het Techniekpact (sinds 1 mei is dat Doekle Terpstra, voormalig voorzitter van hogeschool Inholland). Wel beloofde ze de Kamer een overzicht te geven van de techniekopleidingen die studentenstops gebruiken.
Pikant was dat slechts drie Kamerleden het overleg met de vertegenwoordigers van het kabinet bijwoonden: naast Bussemaker waren staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs) en minister Henk Kamp (Economische Zaken) present.