Kantoor van de toekomst is drie keer C
Het International Space Seminar gaat dus niet over ruimtevaart. En rocket science is het ook niet, maar interessant is het wel op 4 februari in Martiniplaza. Honderden studenten, docenten en andere belangstellenden buigen zich een dag lang over alles wat te maken heeft met werkruimtes en kantoren. Bomvol is de grote zaal om negen uur ’s ochtends als Jeremy Myerson het spits afbijt voor een gehoor van Facility Managers from all over the world (de voertaal is Engels).
Myerson, hoogleraar aan het Londense Royal College of Arts, geeft een overzicht van de visies op kantoorruimtes vanaf het moment waarop het aantal white collar workers begon te groeien als kool. Toentertijd, begin twintigste eeuw, bekeek men werkplekken van het personeel vooral economisch. Kantoorruimtes leken op vroeg-industriële fabrieken: alles stond in het teken van het zo doelmatig maken van de handelingen die het personeel verrichtten. ‘De kantoren leken wel assemblagehallen. Hoge plafonds, kleine bureaus die in het gelid stonden. Die inrichting benadrukte dat medewerkers kleine radertjes in een grote machinerie waren. De werknemers kunnen zich niet anders dan heel klein hebben gevoeld.’
Dat gevoel is in meerdere films prachtig verbeeld. Vanzelfsprekend noemt Myerson
hier de oerfilm uit het genre: Modern Times met Charlie Chaplin. Maar ook Playtime met Jacques Tati (1967) en The Apartment met Jack Lemon (1960) tonen de soms vernietigende psychologische gevolgen van het assemblagekantoor.
De toename van de administratieve arbeid na de Tweede Wereldoorlog zorgde voor meer en meer arbeidsdeling: op kantoor ontstonden lagere, midden- en hogere functies. Dit bood het personeel de kans om hogerop te komen. Het was een fase waarin onderlinge rivaliteit nadrukkelijk een rol begon te spelen. ‘Het kantoor werd een plaats waar belangen, status en macht een dominantere rol gingen spelen.’ De verschillen werden onderstreept door de inrichting. Het hogere personeel scheidde zich ook fysiek van het lagere kader af, in luxere ruimtes waar ze zich konden afzonderen van de lagere echelons.
De anti-hiërarchische tijdsgeest die in de jaren zestig en zeventig in het Westen begon rond te waren had ook z’n weerslag op kantoor. ‘Architecten maakten kantoorgebouwen waarin medewerkers elkaar veelvuldig konden ontmoeten. Nabijheid was één van de toverwoorden: het personeel werd een gemeenschap. Principes als overleg, samenwerken en gelijkwaardigheid kregen de overhand.’ De inrichting van de kantoren werd in die jaren groener (overal planten), gezelliger (zitjes hier en daar) en gelijker (de deur van het hogere personeel stond altijd open).
‘De kantoren uit de jaren zeventig getuigen van de erkenning van de beleving van het personeel. Het kantoorgebouw werd een dorp of een stad. Light and bright, less work space, more social space, and so on and so forth.’ Goede voorbeelden zijn volgens Myerson het door Niels Torp ontworpen SAS-gebouw in Frösundavik (Stockholm) en het hoofgebouw van Centraal Beheer in Apeldoorn, een ontwerp van Herman Herzberger.
‘Nu zijn het wéér spannende tijden’, stelt Myerson, ‘door technologische ontwikkelingen staat iedereen met iedereen in contact. We dragen ons kantoor gewoon met ons mee in onze broekzak. Kenniswerkers noemen we de tegenwoordige kantoormedewerkers. In Zweden maken zij meer dan de helft van de beroepsbevolking uit, en andere westerse landen zitten ook bij dat percentage in de buurt. We zien de werkomgevingen veranderen. Dat kantoor hebben we niet meer nodig voor de hulpmiddelen.’ De ontwerpen gaan daarin mee, de nieuwste kantoren zijn voorzien van ruimtes voor drie C’s: concentration, co-operation & contemplation. Ruimtes waar werknemers zich in afzondering kunnen concentreren, ruimtes waar de werknemers elkaar kunnen ontmoeten en overleggen, en ruimtes waar medewerkers zich kunnen terugtrekken om hun werk te overdenken.
‘Het is aan jullie, facilities managers, om bij te dragen aan de de totstandkoming van de optimale werkomgeving voor de werknemer van nu. En houd daarbij in het achterhoofd: vroeger was het One Size Fits All, maar binnenkort is het One Size Fits One.’
Het International Space Seminar is een initiatief van het Instituut voor Facility Management van de Hanzehogeschool.