Lekker stuimig weertje, nietwaar?
Ik ben altijd blij als het begint te herfsten. Storm en wind, jagende wolken aan het zwerk, een najaarsbui.
Nevel en regen, vallend blad gegrepen door een vlaag wind. Verwaaid haar, gebroken paraplu’s.
Paddenstoel, kastanje, keizerboleet, pompoen.
Bijna ieder woord dat iets met de herfst te maken heeft, is mooi.
Herfst alleen al. Vier medeklinkers op het eind, kom er maar eens om! Herfst kun je uitspreken in een zucht, een zuchtje wind. En wie goed luistert hoort dan een Engelsman fluisteren: harvest. Dat betekent oogst. De herfst begint met de harvest.
Ook fraai is onstuimig. Zo noemen de weermannen en –vrouwen het weer waarop de herfst ons zo onversaagd trakteert.
Onstuimig, onversaagd. Woorden die met on beginnen hebben soms iets merkwaardigs. Meestal betekent on niet: onaf is niet af, onecht is niet echt.
Af en toe betekent on niet niet. Ongedierte is gedierte, onkruid is kruid, ontaal is taal. Onweer en onhout: zelfde verhaal. Een onding is gewoon een ding. Een slecht ding, maar toch: een ding.
Maar het gekst zijn de on-woorden die zónder on precies hetzelfde betekenen. (Of ongeveer hetzelfde).
Tuig en ontuig.
Guur en onguur.
Willekeurig en onwillekeurig.
Onlangs vond ik er nog één. Het allerfraaiste on-paar in de Nederlandse taal zelfs. Onstuimig betekent, ongelogen, precies hetzelfde als stuimig.
Sindsdien ben ik (onverbeterlijk onomatofiel) nog blijer in de herfst.