‘Leren is een gedeelde activiteit’
John Zubizarreta is expert op het gebied van talentonderwijs. De voormalig Professor of the Year (2010) was één van de hoofdsprekers op het eerste Excellentiecongres dat de Hanzehogeschool op 4 en 5 oktober organiseerde.
Wat vindt u van de focus op excellentie in Nederland?
‘Het is verbazingwekkend hoe Nederland zich zo snel heeft gecommitteerd aan het idee van excellentie. Geen ander land heeft zich zo toegewijd aan talent en excellentie. Wat me ook erg intrigeert is jullie gebruik van de term talentontwikkeling. Het is makkelijk om te spreken over academische excellentie, iedereen gebruikt dat. De criteria die bij academische excellentie worden gebruikt, hebben vaak weinig te maken met wat studenten leren. Het gaat om reputatie, resources, hoeveel docenten een doctoraal-titel hebben, hoeveel subsidies er binnen zijn gesleept. De Nederlandse nadruk op talentontwikkeling vind ik daarom erg verfrissend.’
Maar die vaagheid maakt het wel moeilijk om criteria aan te leggen.
‘Dat vind ik juist zo fascinerend! Het honours concept is nog erg nieuw, maar dat verandert nu heel snel. Deze conferentie is daar een goed voorbeeld van. Een belangrijk aspect van honours onderwijs is het nemen van risico’s. Het accepteren van uitdagingen. Creatief zijn. Out-of-the-box denkend. Dus mijn antwoord op je vraag zou zijn: nou en? Nou en dat we nog niet precies weten waar het naar toe gaat? Dat vind ik nu net spannend!’
Maar de overheid betaalt en wil concrete resultaten zien…
‘Instituten bereiken excellentie op verschillende manieren. Persoonlijk denk ik dat een fout zou zijn om met één recept of formule te komen. Een vaste set of criteria vaststellen om excellentie te meten werkt niet, want het kan enorm variëren. Van student tot student, instituut tot instituut en van cultuur tot cultuur. Zelfs in de VS, waar honours-programmas al decennia bestaan, erkennen we dat honours-programmas verschillend moeten zijn. Ik geef les op een kleine, private universiteit in South-Carolina, die ook nog all-girls is. Dat is onvergelijkbaar met een grote technische universiteit die state-funded is en dus zijn de honours-programmas ook totaal anders.’
Maar de financieringen in de VS verschillen ook per universiteit, dat is in Nederland niet het geval…
‘In de VS hebben we de National Collegiate Honours Council (NCHC), een organisatie die de standaard bepaalt voor honours programmas. Ze hebben een lijst met basiskarakteristieken, maar je programma hoeft niet aan alle voorwaarden te voldoen. Het idee is om ze als benchmarks te hebben. Dat document is enorm belangrijk voor ons, het is een soort blauwdruk voor een succesvol honours programma. Ze adviseren, maar dat is totaal anders dan een instantie die zegt: “Je móet zus en zo doen, want anders…” Op die manier komt de evaluatie van de programma’s in handen van de mensen die weten waar ze het over hebben. ‘
Toch zal de overheid als betaler ook willen bepalen.
‘Natuurlijk hebben ze er iets over te zeggen. We moeten accountable zijn voor hoe we studenten opleiden, natuurlijk. In de VS zeggen we the proof of the pudding is in the eating. Ik denk dat een universiteit vooral moet kunnen aantonen dat ze echt een verschil maken in het leven van studenten. Daarom vind ik de term talentontwikkeling ook beter dan academische excellentie. De eerste term duidt veel meer op het maken van een verschil in het leven van studenten. Hun talent ontwikkelen, zodat ze niet alleen succesvol zijn als student, maar ook als burgers. Dat ze wat ze hebben geleerd kunnen toepassen in the real world.’
Dat betekent wel dat je veel meer kijkt naar individuen. Maar om een programma te evalueren, kun je vaak niet anders dan kijken naar het gemiddelde van een groep.
‘Ik denk dat een gestandaardiseerde aanpak gevaarlijk is. We hebben standaarden nodig, maar dat is niet hetzelfde als standaardisatie. I’m playing on the words here. Ik ben een groot voorstander van hoge standaarden, maar ik ben tegen een standaardaanpak. Eén allesbepalende test die succes of effectiviteit van een honours programma meet, werkt niet. Je moet de individualiteit van programma’s respecteren. Daarom is het belangrijk dat het meten van succes door mensen wordt gedaan die direct betrokken zijn bij honours-programma’s.’
Misschien wil de overheid zich ook wel bemoeien met hoeveel en welke studenten toegelaten moeten worden tot honours-programma’s…
‘Dat is een hele moeilijke ethische vraag. Wanneer je programma subsidie ontvangt, moet je vooral goed uit kunnen leggen waarom bepaalde studenten wel en anderen niet worden toegelaten. In zeer democratische landen als de VS en Nederland is er snel bezorgdheid over elitism van het onderwijs. Mijn antwoord daarop is altijd: “Ja, honours onderwijs is inderdaad elite, maar niet elitist. Once again I’m playing on words. We willen inderdaad de talenten van studenten ontwikkelen, ze opvoeden als het ware. Maar uiteindelijk willen we dat met àl onze studenten. We kijken naar waar ze vandaan komen en begeleiden ze op de manier die nodig is voor die individuele studenten. Eigenlijk behandelen we dus iedere student als een elite learner. We willen zo veel mogelijk van onze passie en energie als docent in de student investeren. Als we dat doen bij iedere student, dan hoort de honours student daar toch ook bij?’
Hoe voorkom je dat een honours-student zich elitair gaat voelen?
‘Ik vertel de studenten in mijn honours-programma altijd dat ze veel privileges hebben, maar dat daarmee ook verantwoordelijkheden komen. Eén van die verantwoordelijkheden is dat ze moeten zorgen dat ze hun talent delen met andere studenten. Ze moeten niet alleen de moeilijke vragen van de professor beantwoorden en triomfantelijk naar de prof kijken, maar juist hun blik richten op de andere studenten en vragen wat zij ervan vinden. Hun taak is om de passie voor leren die zij voelen, te delen met de rest van de klas.’
Maar het delen van kennis vindt toch ook automatisch wel plaats? Studenten zoeken toch zelf ook wel naar een slimme student als ze hulp nodig hebben voor een tentamen?
‘Ik denk dat je te optimistisch bent. De meeste studenten leren the private way. Het onderwijssysteem, vooral in de VS, is enorm competitief. That’s really a shame. Want wat we hebben geleerd uit onderzoek is juist dat leren een gedeelde activiteit is. Hoe meer je kunt samenwerken en kennis kunt delen, hoe meer je persoonlijke kennis toeneemt. Daarnaast is het een perfecte manier om je voor te bereiden op de echte wereld.’
Maar die theorie werkt toch net zo goed in een gewone klas?
‘Juist die focus op samenwerking is enorm moeilijk te bereiken wanneer je les geeft aan enorme klassen. Honours-klassen zijn kleiner. Daarom is het veel makkelijker om te experimenteren, te innoveren, met kleine klassen. Je kunt nieuwe pedagogische methoden veel makkelijker uitproberen in een klein gezelschap. Daarnaast staan excellente studenten ook veel meer open voor experimenten. Daar worden ze immers deels op geselecteerd.
‘En wanneer blijkt dat een nieuwe methode goed werkt in een honours klas, kun je zo’n methode ook gaan gebruiken in andere klassen. Uit ervaring weet ik dat ontzettend veel vakken die ontstonden als honoursvakken, nu reguliere vakken zijn geworden. De docent gebruikt de honours klas als een laboratorium, een incubator. Een honours-programma uiteindelijk ook enorm veel nut voor het reguliere onderwijs.’