Moderne aanstellerij? 150 jaar geleden worstelden jongeren al met LGBTQ+
Jolanda van der Lee schreef een boek over vijf mannen die anderhalve eeuw geleden schreven over hun seksuele oriëntatie of genderindentiteit. Nu zouden ze vallen onder de noemer lgbtq+, toen waren ze psychiatische gevallen.
‘Je hoort weleens geschamper over lgbtq+. Dat de indeling van mensen naar hun seksuele oriëntatie moderne aanstellerij is. Nou, ik zoek het even op, want dit is té leuk.’
Jolanda van der Lee bladert in wat ze ‘haar boekje’ noemt. En ze bladert nog eens.
Lgbtq+, zo nieuw is het nu ook weer niet
‘Verdorie, waar staat het nou… Ja, hier. In 1904 onderscheidde de Nederlandse arts Lucien von Römer 687.375 verschillende seksuele oriëntaties. Heb je dat? 687.375. Van de man die zich in z’n diepste wezen man voelt tot en met de vrouw die zich volledig vrouw voelt, in lichaam en ziel. Dat continuüm duikt voor het eerst op in artikelen van de Duitse seksuoloog Magnus Hirschfeld. Dat was in de jaren negentig van de negentiende eeuw. Ik wil maar zeggen: zo nieuw is het allemaal nu ook weer niet. En aanstellerij is het al helemaal niet. Je hebt het over het diepste voelen en zijn van mensen.’
Dat er psychiaters bij aan te pas kwamen is niet gek, want contraire seksualiteit was toen een psychopathologische afwijking
Van der Lee (1962) speurde naar negentiende-eeuwse teksten waarin mensen met andere seksuele verlangens schreven over hun geaardheid en identiteit. Ze wilde weten wat die schrijvers vertelden over zichzelf, hun anders dan de norm zijn en hun geloof. Dat er autobiografische teksten bestonden wist ze al. Bij eerder onderzoek waren die aangetroffen in medische tijdschriften zoals de Geneeskundige Courant en Psychiatrische Bladen.
Daarnaast spitte Van der Lee in jaarverslagen van zogenaamde gestichten, op zoek naar teksten over gevallen van afwijkende seksuele verlangens of gedrag. De medische verzamelterm die men daarvoor gebruikte was contraire sexualiteit. Dat daar psychiaters bij aan te pas kwamen is niet zo gek, want contraire seksualiteit werd in die tijd gezien als een psychopathologische afwijking.
Van der Lee brengt vijf mannen wier autobiografische teksten een plaats hebben gekregen in die antieke medische artikelen tot leven in haar 120 pagina’s dunne boek In Zijn ogen geen zondaar.
‘Dat zei de uitgever ook al: dat boek moet dikker, maar helaas. Eerdere onderzoekers en ik hebben alleen deze vijf levensbeschrijvingen in Nederlandse publicaties kunnen vinden. Helaas geen enkel geschrift van een vrouw. We weten natuurlijk niet wat nog ergens in iemands bureaula ligt en misschien staat er ook nog iets in een jaarverslag dat we niet konden inzien. Maar goed, ik had ook niet verwacht dat er heel veel teksten zouden bestaan: in 1882 schreef Richard von Krafft-Ebing, de belangrijkste psychiater over contraire sexualiteit, dat hij in heel Europa zeventien (!) gevallen kende.’
Vijf Nederlanders van de zeventien Europese gevallen, dat valt dan best mee.
‘Het was een taboe, zo diep dat niemand erover praatte. Ophangen was er sinds 1803 niet meer bij en de worgpaal was al eerder verdwenen, maar om nou te zeggen dat de samenleving wat toen tegennatuurlijke handelingen genoemd werden, tolereerde… Verre van. Homoseksualiteit en zich als man vrouw voelen werden gezien als afwijkingen, geestesziekten. De artikelen die ik aantrof zijn niet voor niets gepubliceerd in medische tijdschriften. Vier van de vijf mannen schreven hun teksten voor de artsen bij wie ze in behandeling waren en die vijfde was zelf een arts. Hij noemde zichzelf trouwens wel een man, maar voegde daar tussen haakjes een vraagteken aan toe.’
Waarom noemt het boek die mannen niet bij hun namen.
‘Die zijn niet bekend. Geval X of Y, zo heetten ze. Ik heb gekozen voor een wat levendiger aanduiding. De marine-officier, de joodse theoloog, de briefschrijver, de Zwitserse predikant en de onderwijzer. Je leert ze echt een beetje kennen. In wat de psychiaters hebben vastgelegd, toonden de vijf zich zeer openhartig. Over hun handelingen en zeker ook over hun zielenroerselen.’
Heel opmerkelijk, de titel zegt het al, ze beschouwden zichzelf niet als zondaar.
‘Dat zou je inderdaad wel verwachten, want de leer van de kerk was glashelder. Maar deze mannen argumenteerden scherp. Zo waren ze ervan overtuigd dat zij schepselen Gods waren. Waarom zou God hen hebben geschapen zoals ze waren geschapen? Dat moest een doel hebben, een goddelijk doel. Daar twijfelden ze niet aan. Twee van de vijf zagen het zelfs als een gunst van God, omdat ze bij hun studie tenminste niet werden afgeleid door vrouwen. Net zoals ze er niet aan twijfelden dat hun seksuele gevoelens of het zich van jongs af aan meer meisje dan jongen voelen een wezenlijk onderdeel van hun persoon waren.’
Maar dan nog, ze ervoeren vast de druk van de omgeving?
‘Het was zo’n zwaar taboe dat de buitenwereld zich er niet over uit liet. Natuurlijk: het werd heel zwaar veroordeeld. Het stond zo ver van de gedachtewereld af dat men er domweg niet over sprak, ook niet vanaf de kansel. Op een verwrongen manier verschafte dat ook enige ruimte, want zolang je niets openlijk deed of zei, dachten mensen niet snel dat je anders zou zijn. Dat je een zondaar zou zijn, was dus helemaal geen onderwerp van gesprek. Het bestond op een bepaalde manier gewoon niet.’
Toch lieten ze zich behandelen.
‘Dat was wel weer een gevolg van druk van buitenaf. Als ze betrapt waren op onzedelijk gedrag, bijvoorbeeld. Een collega was niet gediend van de verleidingspogingen van de marine-officier en daagde hem voor de tuchtrechter. De onderwijzer was in de problemen geraakt door een wraakzuchtige buurman. Die wantrouwde de bezoeken van een cursist van een jaar of zeventien en waarschuwde de politie. De joodse theoloog had het probleem dat hij zich voelde aangetrokken tot minderjarige jongens. Daar wilde hij mee leren omgaan.’
De artsen gebruikten andere termen dan nu. Waarom eigenlijk?
‘Dat is een kwestie van inburgering. Voor hetzelfde geld hadden homoseksuelen, biseksuelen of transgender personen nog steeds urning of contrair sexuaal geheten. Een urning werd gedefinieerd als een mannelijk lichaam met een vrouwelijke ziel, een urningin als een vrouwelijk lichaam met een mannelijke ziel. Dat ziel kon volledig omvattend zijn, maar ook alleen op seksuele verlangens betrekking hebben. Wat we nu een heteroseksuele man noemen, was een dioning of, in de vrouwelijke gedaante, een dioningin. Urning komt van Uranus, de god die zonder tussenkomst van een man is geboren. De eerste schrijver over afwijkende verlangens, Karl Ulrichs, muntte deze woorden. Maar in de loop der tijd kregen woorden als homo- en heteroseksueel de overhand.’
Hoe kwam je eigenlijk op het idee voor dit boek?
‘Gek genoeg heeft dat iets te maken met de Hanze. In 2013 mochten medewerkers een onderzoeksplan indienen. Wanneer dat werd goedgekeurd zouden ze voor de uitvoering 25 uur betaald krijgen. Ik ben docent Communicatieve Vaardigheden bij HBO-ICT en het leek mij interessant om onderzoek te doen naar het beeld van de ICT’er in de Nederlandse literatuur. Ik heb Nederlands gestudeerd, moet je weten. Nou, voor dat onderzoek had ik die 25 uur niet eens nodig, want ICT’ers zijn tegenwoordig overal, maar niet in de literatuur. Tijdens die korte exercitie ontmoette ik Mary Kemperink, hoogleraar Wetenschap & Cultuur aan de RUG. En sindsdien ben ik op mijn niet-Hanzedagen bezig met dit onderzoek naar het omgaan van gelovige mensen met de rond 1900 splinternieuwe wetenschap over contraire sexualiteit.’
Oké, dan nog even de Ivo Niehe-vraag: in welke seksuele categorie kan ik jou indelen?
‘Laat ik het erop houden dat ik me prima thuis voel in één van de 687.375 oriëntaties van Von Römer. En ga nu maar snel even je mond spoelen.’