Ga naar de inhoud

Mensen en hun tassen

Een tas fungeert dikwijls als een verlengstuk van een persoon. Er worden geheimen, persoonlijkheden en soms zelfs een heel leven in vervoerd. Van studenten die elke dag naar school fietsen, tot moeders met drie kinderen en evenveel tassen die gevaarlijk aan de fiets bungelen. Van de vele mensen met tassen die ik ben tegengekomen zijn me er twee heel helder bijgebleven.
Ten eerste is er de eenzame vrouw aan het eind van de straat. Verwilderde haren, blik op oneindig. Ik kom haar vaak tegen in mijn wekelijkse wandeling naar de glasbak om de lege pindakaaspotten weg te gooien.

Om de vrouw heen hing een lucht waarvan zelfs junks zouden terugdeinzen

Afgelopen week stond ze met drie rinkelende Alditassen voor de glasbak de sporen van haar voortwoekerende alcoholprobleem weg te moffelen. Ze pakte het niet bijzonder subtiel aan. Het was overduidelijk dat een sterk anarchistische gedachtegang zich meester van haar had gemaakt, want ze duwde al haar witte flessen in het vakje voor het groene glas. Toen ik dichterbij kwam draaide ze zich een beetje om en keek me aan. Haar priemende ogen dwongen mij om op gepaste afstand te blijven. Netjes wachtte ik tot ze alle flessen (ik tel er zes!) erin had gemieterd en langzaam wegwandelde. De Alditassen? Die vouwde ze netjes op en stak ze met zorg in haar jaszak. Die heeft ze volgende week waarschijnlijk weer nodig. Twee dagen later zag ik haar weer, in de supermarkt om de hoek. Op haar hurken haalde ze de goedkoopste wijn uit het onderste schap. Ze was niet bang om te worden herkend, dat station is inmiddels gepasseerd. Er hing een lucht om haar heen waar zelfs een stel junks van zouden terugdeinzen. Ja, er loopt vreemd volk op zondagavond in de supermarkt. Dat maakt het ergens wel weer gezellig. Toch voelde ik me een beetje ongemakkelijk, want ik ging precies dezelfde wijn kopen.

Terwijl kinderen zitten te verkleumen, bekijkt de VVD of de opvang nog elementairder

Het lijkt wel een beetje hoe korter de dagen worden, hoe meer trieste mensen ik zie. Ik stond in de trein tegen de muur aangeduwd. Niet omdat de trein zo vol was, al was die natuurlijk wel vol. Nee,  een meneer had drie plastic tassen, een rugzak en twee vuilniszakken gezet in het kleine compartimentje tussen de wagons. Z’n tassen waren haastig volgepropt met jassen en broeken. Het was de bagage van enige vluchtelingen. Vluchtelingen, dat is haast een denigrerende term geworden. Het zijn mensen die hun complete inboedel in slechts een paar tasjes de halve wereld overslepen. Hoe ze het doen is me een raadsel. Als het iemand lukt om zijn volledige leven in twee vuilniszakken te pakken, vervolgens honderden kilometers onder barre omstandigheden te reizen   en ten slotte hier aankomt met die tassen, dan heb ik daar niets dan ontzettend veel ontzag en respect voor. Wekenlang hebben ze hun geliefden ’s avonds gezoend en een goede nacht gewenst, terwijl sommigen zich stilletjes afvragen of ze de nacht wel overleven. Het politieke debat hierover heeft inmiddels bizarre vormen aangenomen. Terwijl er kinderen in de opvangcentra, oftewel tentjes, zitten te verkleumen, wil regeringspartij bekijken of de opvang nog soberder kan. Ik kan er met mijn hoofd niet bij. Het voelt alsof er wat menselijkheid mist. Maar goed, ik wens dan ook iedereen een warm plekje toe in deze koude dagen.