Op de brommer naar de voetbalhogeschool
Hij is pas twintig en hij is ook nog niet klaar met de ALO, maar Douwe Jan van der Wal is wel president-directeur van de Regionale Voetbal Academie in Sneek, en trainer, en coördinator, en fondsenwerver, en personeelschef, en financiële man, en bedrijfsfilosoof, en als het zo uitkomt ook kantinejuffrouw.
Alles dus, wat is het idee?
‘De Regionale Voetbal Academie traint kinderen tussen de zes en dertien jaar in voetbalvaardigheden. Tien weken lang, iedere vrijdagmiddag. De aanpak is individueel, we beginnen met het opstellen van een profiel waarin we optekenen waarin we de speler beoordelen op belangrijke aspecten, scoren noemen we dat. Het profiel onderscheidt vier rollen: de aanvaller met bal, de mede-aanvaller, de verdediger op de bal en de medeverdediger. In die rollen onderscheiden we weer verschillende prestaties: wat is belangrijk in die rol? Wat moet een speler kunnen? Daarbij houden we natuurlijk rekening met de leeftijd, een F-pupil is nog niet toe aan de rollen van medeverdediger en -aanvaller. De speler scoort zichzelf ook op die punten en samen bepalen we aan welke leerdoelen we gaan werken. Bovendien kan de speler ook z’n trainer, z’n ouders, medespelers en wie dan ook vragen het scoreformulier bij te houden.’
Individuele training. Ik denk: Wiel Coerver.
‘Vergeet René Meulensteen niet, je zou wel gek zijn als je hun werk niet zou gebruiken. Maar hun methodes leggen het accent heel nadrukkelijk op technische vaardigheid. Dat doen wij niet. Je kunt een speler een bepaalde beweging, zeg: de schaar, laten perfectioneren door hem die eindeloos te laten oefenen. Dan slijt die beweging goed in, absoluut. Maar het belangrijkste voor de speler is natuurlijk: hoe ben ík effectief, hoe kom ik m’n mannetje voorbij? En sommige spelers willen dat niet eens leren, of nóg niet. Centraal staat waarop de speler zich op dat moment in z’n ontwikkeling wil richten.’
Maar ze moeten wel helemaal naar Sneek.
‘Ze komen allemaal uit de buurt. Vrijdagmiddag na schooltijd is een gunstig moment. We hebben sowieso niet te klagen over belangstelling, nooit gehad ook in die twee jaar dat ik dit doe. In september starten we met twee groepen van zestig deelnemers, 120 man. En zestig procent van de deelnemers schrijven zich later wéér in. Dat kan nog omhoog, vind ik. Zestig procent klinkt trouwens lager dan dat het is. Als je ouder bent dan dertien, doe je niet meer mee, die kinderen komen dus sowieso niet terug.’
Je hebt het steeds over we.
‘We, de RVA, dat zijn tien coaches. In het begin vooral jongens van de CIOS, maar al gauw ook alo’ers. Allemaal voetballers, allemaal jeugdtrainers en de meesten ook met een KNVB-trainersdiploma. Ze zijn ook allemaal student, trouwens, wat weer als voordeel heeft dat hun reiskosten binnen de perken blijven, ze hebben een OV-kaart. Voor hun ontwikkeling als trainer is het hartstikke leerzaam. Ze hebben ervaring als teamcoach en het trainen van teams, op de RVA doen ze ervaring op met de individuele talentontwikkeling. Spelers individueel beter maken, dat vinden ze net zo geweldig als ik.’
Staan de voetbalclubs ook zo te juichen?
‘Dat hoort bij de service. Kijk, veel verenigingen draaien op vrijwilligers. Vaders, moeders die een handje bijsteken. Zij nemen het coachen en de training voor hun rekening. Wij doen nooit iets zonder hen daarvan op de hoogte te stellen, ze krijgen te horen waar hun spelers aan werken. We hebben geen geheimen. Via de kinderen krijgen ze ook wel eens wat trainingsvormen aangereikt. Kortom, via ons leren ze andere methoden kennen. Dat stellen ze op prijs. We hebben trouwens ook met de clubs afgesproken dat we jongens en meisjes die nog niet bij een club zitten naar hen toesturen voor kennismakingstrainingen. Veel clubs willen graag meer leden.’
Kom jij zelf nog wel eens aan de bal?
‘Iedere zaterdag. Donderdag pik ik meestal de training mee, vrijdag staat in het teken van de RVA en zaterdag spelen. Ik zit in het tweede van ONS Boso Sneek, centrale middenvelder. Het eerste speelt topklasse-zaterdag. Maar voor mij is dat niet aan de orde, ik zou drie keer per week met de selectie moeten trainen. Dat lukt me niet. Het tweede gaat prima.’
Oké, maar het belangrijkste is: wat betekent ONS Boso?
‘ONS is Oranje-Nassau Sneek en Boso is de clubsponsor. Een bedrijf in poetsdoeken, toiletartikelen en zo meer. Ik ken ze wel, ze steunen ons ook. Dat is sowieso leuk, dat regionale ondernemers hun naam willen verbinden aan onze voetbalacademie. We hebben inmiddels negen sponsors. Waaronder Boso, die trouwens ook SWZ ondersteunt, de andere club waarvan RVA de velden mag gebruiken. Voor je ernaar vraagt: SWZ is Sneek Wit Zwart.’
Man, man, je gaat wel op de brommer, zeg. Wanneer denk je ooit af te studeren?
‘Nu heb je me te pakken. Ja, ik loop wat achter op het programma, maar het valt eigenlijk nog mee. Vierdejaars nu. Het komend jaar volg ik een minor Ondernemerschap. Ik zie wel mogelijkheden om af te studeren op, hoe zeg ik dat…, het onderwerp regionale voetbalacademie. De volgende vijf jaar staan echt in dat teken, in vijf jaar wil ik meer academies opzetten, over heel Nederland. Ja, je kunt maar beter niet te laag mikken.’