Ga naar de inhoud
van klein dorp naar grote stad

Van klein dorp naar de grote stad, waarom studenten (niet) naar Groningen verkassen

Van klein dorp naar grote stad. Veel geboren en getogen dorpelingen wisselen een leven vol rust en ruimte in voor het stedelijke studentenleven. Anderen blijven gewoon in hun dorp wonen.

Sytske de Graaf (22), studente Time Based Design aan Academie Minerva, komt uit Engwierum. Het dorp, dat in het Fries Ingwierrum heet, telt zeshonderd inwoners. Dat het klein is, merk je volgens Sytske aan alles. ‘Ik moest altijd ver fietsen om naar iets groots of überhaupt naar de winkel te gaan, want we hebben zelf alleen een groenteboer.’
Een paar jaar geleden verhuisde Sytske naar Groningen. Ze wilde graag op zichzelf wonen en het studentenleven lonkte. ‘Nu zit de winkel gewoon op twee minuten loopafstand. Zo anders en zo veel sneller! Binnen vijf minuten ben ik bij Minerva.’

Op eigen benen staan, nieuwe vrienden

De omgeving waarin je opgroeit heeft invloed op je identiteit, weet de Groningse hoogleraar Global and Local Governance Caspar van den Berg. De hoogleraar groeide op in de Liemers (de streek ten zuidoosten van Arnhem) en verhuisde daarna naar Utrecht. ‘Mijn jeugd in Giesbeek was hartstikke leuk! De mentaliteit was: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Veel vrijheid en groen, en je kunt er op jonge leeftijd al zelfstandig op uittrekken.’ In Utrecht vond hij een andere manier van vrijheid. ‘Als je gaat studeren, leer je op je eigen benen staan en sluit je vriendschappen met allemaal verschillende medestudenten.’
Als student miste Van den Berg soms het omkijken naar elkaar, iets wat in een kleine plaats doodnormaal is. ‘In een dorp mengt iedereen veel meer. De kinderen van de schoonmaker, de caissière en de burgemeester zitten bij elkaar in de klas. Er ontstaat een gelijkwaardige ontmoeting tussen mensen met verschillende opleidingsniveaus. Dat vind ik vrij paradoxaal: in een stad komt alles samen, maar daar leven mensen uit verschillende bubbels juist meer langs elkaar heen.’

Na drie keer hoi in de stad, wist ik, oké, dat doen ze dus niet

Minervastudente Sytske moest even wennen aan de stedelingen. ‘Iedereen die je in Engwierum tegenkomt, zegt gewoon hoi. Na drie keer hoi in de stad, dacht ik: oké, dat doen ze hier dus niet. Klaar. Mensen in de stad leven meer in hun eigen wereld, terwijl je het in een dorp allemaal met elkaar doet.’ Ondanks die hechte dorpsbanden voelde Sytske zich vroeger een beetje eenzaam. ‘Je hebt daar een wereld op zich. Je kunt nergens naartoe, omdat het zo klein is.’

van klein dorp naar grote stad
Engwierum in de avond (foto: Sytske de Graaf)

In Groningen leeft Sytske niet als een doorsnee student die kiest voor het gemak. ‘Ik bestel nog steeds vrijwel nooit. Ik vind koken heerlijk en ik doe graag boodschappen voor een week.’ Over tien jaar ziet ze zichzelf best weer in een dorp wonen. ‘In een klein dorp in Friesland met veel natuur en een groot huis met veel ruimte. Als ik genoeg geld heb om een huis te kopen’, zegt ze dromerig.

De supermarkt dicht, dat is wel een dingetje in Holwierde

Voor Edwin Folkersma (22) is die droom nu al werkelijkheid. Hij doet de Pabo en woont inmiddels negentien jaar in Holwierde. Eerst bij zijn ouders en nu op zichzelf. Maar hij zit niet aan zijn oude, vertrouwde dorp gebakken, ooit ziet hij zich wel verkassen naar Delfzijl of Appingedam. ‘Sinds ook de supermarkt uit Holwierde weg is… Dat is wel een dingetje, want zo blijft er helemaal niks meer over.’

van klein dorp naar grote stad
In Holwierde heb je een voor- én een achtertuin (foto: Edwin Folkersma)

‘Iedereen wil wat anders’, zegt Hanze-lector Leefomgeving in Transitie Elles Bulder. ‘Wanneer ik vraag waar mijn studenten behoefte aan hebben, krijg ik allemaal verschillende antwoorden. Een groot deel van de studenten woont graag in de stad, maar een andere groep vindt het platteland juist fijn. Mijn inschatting is: twee derde heeft een voorkeur voor de stad.’

Voor- én achtertuin, als ik de deur uitstap hoor ik de vogels

De levensfase waarin je zit, speelt volgens Bulder een rol bij die voorkeur. ‘Voor hoger opgeleiden is het werk vaak in de stad te vinden. Als je kinderen krijgt, wordt een huis met een tuin aantrekkelijk en dat is vaak moeilijk in de stad te vinden. Aan het eind van je leven ben je vaak weer afhankelijk van voorzieningen, die je vooral in de steden vindt.’

Edwin komt met een hele rits aan dorpse voordelen. ‘Voor een woning betaal je de helft van wat je in de stad betaalt. Daarnaast voetbal ik in Holwierde en bijna al mijn vrienden en familie wonen er.’ Nog een voordeel: de natuur is altijd dichtbij. ‘Ik heb een voor- en een achtertuin. Als ik ’s ochtends de deur uitstap, hoor ik de vogels.’
Nadelen zijn er ook. ‘Tja, alles is ver weg’, geeft hij toe. ‘Het is een half uur fietsen naar de dichtstbijzijnde supermarkt, maar gelukkig heb ik een auto.’ Edwin bekijkt het positief. ‘In de stad zou ik veel te veel geld uitgeven. Aan eten bestellen, bijvoorbeeld. Dat doe je niet in Holwierde.’

De dorpeling dubt: pak ik de laatste trein of de eerste?

Een lange reis naar je woonplaats is volgens Bulder lastig te combineren met het studentenleven. ‘Je hebt geen ruimte om een sociaal netwerk op te bouwen. Dus blijf je in je oude netwerk hangen. De laatste trein of bus gaat vaak te vroeg. Maar je kunt natuurlijk ook een eerste trein nemen, of blijven slapen.’
In die eerste trein zul je Edwin niet tegenkomen, en in de laatste ook niet. Na een avondje uit overnacht hij liever bij vrienden. Heen en weer reizen vindt hij sowieso geen punt. ‘Ik moet vaak in de stad zijn, reizen houdt me echt niet tegen.’

Foto: Rick van Houten