Ga naar de inhoud
studentenhuisvesting

Waar en hoe wonen studenten?

Waar en hoe wonen studenten? Iets minder dan de helft logeert in Hotel Mamma, iets meer dan de helft is uitwonend. En bijna allemaal willen ze verhuizen.

Nederland is wat je noemt hoogopgeleid. In collegejaar 2022-’23 waren er 754.500 studenten, waarvan ruim de helft (55 procent) aan een hogeschool studeerde. Of ze nu op een universiteit staan ingeschreven of op een hogeschool zitten, al die studenten moeten ergens wonen. Het Kenniscentrum Studentenhuisvesting (Kences) probeert, zo goed en zo kwaad als dat gaat, bij te houden waar die studenten onderdak vinden. Het laatste rapport daarover, de Landelijke Monitor Studentenhuisvesting (LMS), ligt er alweer een paar maanden, maar de boodschap staat begin 2024 nog als een huis: het piept en het kraakt in de studentenhuisvesting.

Raakt de daling van de studentenaantallen in een stroomversnelling?

De Landelijk Monitor telde in het studiejaar 2022-’23 twee procent minder studenten dan het jaar ervoor. De daling, die naar verwachting de komende jaren zal doorzetten, vond vooral plaats in het hbo. Toen de monitor uitkwam, in september 2023, leek het er nog op dat het aantal universitaire studenten gelijk zou blijven. Maar dat was vóór de laatste Tweede-Kamerverkiezingen. De partijen die pleitten voor een beperking van het aantal buitenlandse studenten, zoals Nieuw Sociaal Contract, kregen bij die verkiezingen veel kiezers achter zich.

Het zou dus kunnen dat de verwachte daling van de studentenaantallen, ook op de universiteiten, sneller gaat dan de prognose van vier maanden geleden aangaf. Maar zeker is dat natuurlijk niet (of het terugdringen van internationale studenten in het regeerakkoord van een nieuw kabinet komt te staan, is nog maar de vraag). Of een daling van het aantal studenten de oplossing is voor het tekort aan studentenhuisvesting is ook allerminst zeker.

Wat is het effect van de invoering van de basisbeurs?

Zo zou de herinvoering van de basisbeurs weleens tot een stijging van het aantal kamerzoekende studenten kunnen leiden. Door de groei van hun inkomen zouden studenten namelijk eerder geneigd zijn het ouderlijk huis vaarwel te zeggen.
De LMS nam dat effect mee in de becijferingen en voorzag in september een toename van 467.000 studenten die in 2022-’23 niet bij pappa en mamma wilden wonen tot 489.900 in 2030-’31. In diezelfde periode zou het aanbod ook stijgen, van nu 334.500 woonruimten tot 350.600. Nu een tekort, was de conclusie, en in 2030 nog steeds een tekort.

Wie woont waar en wat kost dat?

Bijna de helft (47 procent) van de 754.500 studenten in studiejaar ’22-’23 woonde bij de ouders. Daar was wel een scheve verdeling te zien: 61 procent van de hbo’ers was thuiswonend, onder studenten van de universiteit was dat aandeel 29 procent. Hoe ouder de studenten, hoe groter het aantal van hen dat op kamers woonde. (Van de studenten die 23 jaar of ouder zijn woonde bijna driekwart op zichzelf).

En… wat kost dat? Uitwonende studenten zijn gemiddeld 44 procent van hun inkomsten kwijt aan wonen. Voor een kamer met gedeelde voorzieningen telden ze vorig jaar 480 euro per maand neer. Voor een zelfstandige eenkamerwoning 565 euro en voor een meerkamerwoning 775 euro.

De woonwens: een riante woning op een A-locatie voor weinig geld

Bijna twee derde van alle studenten (daar worden dus ook de thuiswoners meegeteld) zou binnen één jaar willen verhuizen. Het liefst naar een ‘meerkamerwoning met een groot woonoppervlak op een A-locatie met lage woonlasten’. Geld (of het gebrek daaraan) vormt de belangrijkste factor om toch maar iets anders te zoeken. Voor het wonen in de buurt van het centrum of op een campus willen studenten best méér betalen (tot wel 230 euro per maand).

Niet goed voor het welzijn: geluidsoverlast, hoge woonlasten, een slechte huisbaas

Opmerkelijk is dat uitwonende studenten die op een kamer wonen in een omgeving waarin ze voorzieningen delen zich prettiger voelen dan studenten die thuis wonen of een zelfstandige woonruimte tot hun beschikking hebben. Het welzijn van studenten wordt negatief beïnvloed door geluidsoverlast. Een positieve invloed hebben lage woonlasten, een goede relatie met de verhuurder en een goede status van het onderhoud en, natuurlijk, een goede band met huisgenoten.

Die band wordt duidelijk beter gewaardeerd wanneer studenten zélf mogen bepalen wie die huisgenoten zijn. Als de verhuurder dat bepaalt is het in de helft van de gevallen een slechte match. Wanneer de bewoners mogen kiezen uit een door de verhuurder opstelde lijst gaat het in twee derde van de gevallen goed. Maar, lest best, als de bewoners helemaal zelf mogen beslissen wordt het in 85 procent van de gevallen een succes.

Foto (fragment): Peter Herrmann